Jan van Rijswijck, een Jan van Beers, een Julius de Geyter, een Julius Vuylsteke e.a.
Cornette-vader was in de eerste plaats een strijder, die met woord en pen in het strijdperk trad. Zijn verspreide opstellen, links en rechts verschenen in bladen en tijdschriften, worden terloops vermeld in Coopman en Scharpé
Arthur Cornette
en zijn nog slechts door weinigen gekend. Hij studeerde voor ingenieur en eindigde als leeraar van Nederlandsche Letterkunde. Ernstig ontwikkeld op wijsgeerig en op sociaal gebied was hij een aangewezen politieke leider die niet op het voorplan komen mocht, en die ‘de laatste jaren sleet buiten de drukte der politiek, altijd even gretig studeerend, met onbegrensde liefde voor de wetenschap’.
Welk een helderen geest deze man bezat worden wij gewaar in de opgenomen brieven, waarin hij de Antwerpsche toestanden, de Vlaamsche beweging, den geest van de massa en de politiek beurtelings beoordeelt.
De groote verdienste van den schrijver, wiens werkje niet in den handel werd gebracht, is niet enkel het juist omlijnen der figuur van den ‘eigenaardigen Vlaming’, maar het maat houden, het haast objectief beschouwen van ‘iemand’ die hem tot vooringenomenheid toe lief was, n.l. zijn vader.
Sympathiek is de volgende beschouwing: ‘Sommigen zullen misschien oordeelen dat deze bladzijden eenigszins in wanverhouding zijn met de literair-historische beteekenis der figuur, en meenen dat wij ons door het gevoel blindelings hebben laten leiden... Dat eerbied en liefde voor een duurbare nagedachtenis ons in de allereerste plaats tot deze studie bewogen hebben, is zeer natuurlijk; dezelfde gevoelens echter moeten ons aansporen om de waarheid zoo dicht mogelijk te benaderen. Arthur Cornette heeft geen werken van langen adem nagelaten, zijne brochuren kunnen zonder moeite in een bundel verzameld worden; het ontbrak hem voorzeker niet aan bekwaamheid noch aan kennis, om een blijvend werk van eruditie voort te brengen; doch de omstandigheden hebben dat niet toegelaten; en het is zelfs een der sympathiekste zijden van den mensch, dat hij zich zoo goedschiks heeft laten meevoeren in het leven zonder het te willen prangen in het harnas eener opgelegde tucht en zonder zich ooit te laten richten door eerzuchtige bedoelingen’.
Dit boekje, dat beter verdient dan een bloote aankondiging, is meer dan de uiting eener te prijzen piëteit van een zoon, het is een waardevol document voor hen die den geestelijken groei en de ontwikkeling in Vlaanderen van nabij willen leeren kennen.
Een werkje van curieusen, folkloristischen aard schonk ons de bekende werker Em. van Heurck, die vroeger met Dr. Boekenoogen een Histoire de l'Imagerie populaire flamande uitgaf (Zie D.G.W. jrg. IX, nr. 8, blz. 124).
De studie heet L'Onguent armaire et la poudre de sympathie dans la science et le folklore (Anvers - J.E. Buschmann, 1915). Het is een aardige bijdrage tot de kennis der volksgeneeskunde, waaraan de groote Vlaamsche folklorist A. De Cock, voor jaren reeds, een dergelijk werk heeft gewijd: ‘Volksgeneeskunde in Vlaanderen’.
Het bijgeloof en de oude wetenschap worden aan elkaar getoetst. De drekgeneeswijze der ouden vindt nog immer beoefenaars in de Antwerpsche Kempen, en de schrijver vertelt ons van zijn eigen onderzoek aangaande den ‘Pintjesmeester’ te Cappelen; de Pint, waarin het geneesmiddel geplaatst wordt, levert een fraai plaatje. De geheimzinnige aantrekkingskracht voor den wonderdokter leeft nog voort in de menigte.
De Pint
De sympathie-geneeswijze bood eveneens stof aan den schrijver. Als voorbeeld hiervan wordt ons aangehaald het genezen van wonden door wapens veroorzaakt, door het behandelen van de wapens in plaats van de wonden. De bijgeloovige gebruiken, soms wel een directe toepassing van oude wetenschappelijke gegevens, leverden aan dezen trouwen snuffelaar een gelegenheid om een zeer onderhoudend boekje samen te stellen.
René Vermandere is een oudere landgenoot van Stijn Streuvels, en oefende evenals hij in zijn jeugd den bakkers-