de ontmoetingen des levens en langs den stillen glimlach der verwondering tot zijn oorsprong wederkeert.
Dit boek: Mea Culpa.
Zoovelen zullen het lezen als een roman d'aventure en dit is misschien gelukkig, want wij zijn lang niet zuiver genoeg om ongestraft de gangen van dit Leven in te gaan.
‘Op twee vleugelen verheft zich de mensch boven het aardsche, de eenvoudigheid namelijk en de zuiverheid. De eenvoudigheid moet zijn in de meening, de zuiverheid in de liefde. De eenvoudigheid heeft God tot doelwit, de zuiverheid begrijpt en smaakt hem’.
Dit zegt Thomas à Kempis in zijn vermaningen om den mensch tot het inwendig leven te geleiden (Im. Chr. II, 4).
En wèl is deze zielsgesteldheid noodig voor de be-vatting van dit boek. Want men leest het met een innerlijk beven, zóó als men een vrouw aanhoort die in de schemering u van de innigste daden haars levens spreekt en men vreest, hóe zal ik u ooit nog durven aanzien in het licht. En dan de vreugde, wanneer men onder 't spreken de bedoelingen zijns levens zuiverder voelt worden en 't zielslicht opgaat en men zich op de blijwendende wegen der schoonheid voelt gedreven. Ik heb het boek niet bij de hand en ik weet niet meer hoe hij en zij heetten die zich in liefde tot elkander voelden aangetrokken, noch weet ik hoe de naam was van zijn maîtresse, die hem liefhad en stil duldend wachtte zijn wil en maar droevig hoopte dat lang nog weg zou blijven de ure der scheiding en die zoo vreesde voor het kind dat misschien komen zou om voor hem duldeloozen band te leggen. En die besloot tot de Daad om hem dat te besparen... en stierf.
Maar ik weet 't eerste hoofdstuk: het exposé van het boek: de geest des dichters die ontwaakt tot den dag des Levens en in verwondering het land ziet klaren uit de nevelen waar de velden zijn werken wachten. Er is in 't Rijksmuseum een van Dijk die een slapende vrouw verbeeldt. Uit zoo een schoonen verwachtingsvollen slaap is zijn ontwaken. En ik weet uit dit boek het verhaal van een uitstapje op 't land; hij met zijn toekomstige geliefde trekken mee, en hij weet: het mag niet zijn, hun liefde moet ongezegd blijven, in zijn vernietiging mag niet haar leven mede nedergaan. Maar al van de eerste ontmoeting op het stationsplein af spreken hun zielen.
O, hoe beangstigend is 't: te hooren achter 't inhoudslooze praten den dringenden roep van hun levens, die heel den dag doorklinkt en niet versagen zal tot ook hun woorden haar ver-sproken hebben. En dit: wanneer hij tot de stervende gaat: hij voelt àl buitenleven in hem dood, alleen zijn hartklop nog, maar van een luciditeit als der eeuwige landen zijn geest...
En zijn verwijlen aan het doodsbed - - - - - - - - - - - - - - Het is de moeite waard iets over de techniek van dit boek te zeggen. Hier verliest alle op naturalistisch werk geschoolde beoordeeling haar waarde. Het werk is geschreven in een Consciencerethoriek van dikke woorden en heftige gevoelsuitdrukkingen, die aan een colportage-roman doet denken.
Zooals moderne schilders primitieve gestalten herkiezen voor de belichaming van hun ideeën, heeft Buysse de primitieve rethorica der helden-romantiek, wel onbewust, gebruikt om dàt te zeggen waarvoor de naturalistische preciesheid hem geen woorden bood. Dat hij de techniek voor dit werk niet heeft kunnen vinden, zooals Maeterlinck dat individueel voor zijn drama heeft kunnen doen, zal wel te wijten zijn aan de geestelijke omgeving van de literatuur waarin het werk verscheen.
Geestelijke krachten als in dezen roman werken hebben nog geen boven-individueele centra van waaruit hun een eigen stijl van verschijning kan worden opgelegd.
Een andere eigenaardigheid van dit werk, dat daarin, als in veel andere opzichten, met Goethe's Wahlverwandtschaften overeenkomt, is de overgang van den verleden in den tegenwoordigen tijd bij de passages van hoogste geestelijke intensiteit. Het is alsof de logische verhaalgang stokt, en de handeling, nu niet meer voortgaande maar op dit oogenblik gebeurende, een concentratie krijgt die de personen doet treden in een boven-natuurlijke stilte, waar achter woorden en daden kan klinken le rythme du silence, dat volgens Maeterlinck de zuiverste stem des Levens begeleidt.
Zoo in Die Wahlverwandtschaften bij 't tweede groote tragische moment, als Ottilie het doode kind van Charlotte uit het water heft:
‘Alles vergebens! Ohne Bewegung liegt das Kind in ihren Armen, ohne Bewegung steht der Kahn auf der Wasserfläche; aber auch hier läszt ihr schönes Gemüth sie nicht hülflos. Sie wendet sich nach oben. Knieend sinkt sie in dem Kahne nieder und hebt das erstarrte Kind mit beiden Armen über ihre unschuldige Brust, die an Weisze und leider auch an Kälte dem Marmor gleicht. Mit feuchtem Blick sieht sie empor und ruft Hülfe von daher, wo ein zartes Herz die gröszte Fülle zu finden hofft, wenn es überall mangelt.
Auch wendet sie sich nicht vergebens zu den Sternen, die schon einzeln hervorzublinken anfangen. Ein sanfter Wind erhebt sich und treibt den Kahn nach den Platanen’.