Dr. Aletrino als sexoloog
WAAR thans in bijna alle literaire tijdschriften woorden van waardeering worden gewijd aan den onlangs overleden Aletrino, als fijnzinnig woordkunstenaar, daar mag voorzeker ook wel wat gezegd worden over een ander aspect van hem, n.l. zijn krachtdadige werkzaamheid op het gebied der crimineele anthropologie in het algemeen en der sexologie in het bizonder.
Dr. Aletrino was de eerste, die het ondernam te trachten in ons land over het Uranisme (Homo-Sexualiteit) juister begrippen ingang te doen vinden. Het allereerst bracht hij dit onderwerp ter sprake op het in September 1901 te Amsterdam gehouden vijfde internationale criminologischanthropologisch Congres met zijn rapport: ‘Sur la situation sociale de l'Uraniste’. Dr. Aletrino was hier de eerste, die, als vrucht van nauwkeurige studie, de Homo-Sexualiteit beschouwde als een normale variëteit, en dus niet als perversiteit, een meening, welke door buitenlandsche sexologen als v. Krafft Ebing, Moll, Friedländer, Hirschfeld e.a. wordt gedeeld. Zijn warm rechtvaardigheidsgevoel bracht hem ertoe zijn kennis in dienst te stellen van die klasse van menschen, welke niet zelden behooren tot de meest verdienstelijke leden onzer samenleving, maar die, buiten hun schuld, anders werden dan de meesten. Hij liet geen gelegenheid voorbij gaan om, op wetenschappelijke gronden, voor den Uraniër te pleiten voor recht op levensgeluk en te bestrijden een dom vooroordeel, waardoor reeds zoo menig schoon leven werd vernietigd.
Achtereenvolgens verschenen van zijn hand op dit gebied: ‘Oorzaken en Wezen van het Uranisme’, een vertaling van het werk van Magnus Hirschfeld, waarvoor hij tevens de Inleiding schreef. (Verschenen in 1904, bij G.P. Tierie, te Amsterdam).
In 1905, eveneens bij Tierie, onder pseudoniem Karl Ihlfeld, ‘Over Uranisme, een gerechtelijke studie’.
Den 5en Juni 1908 hield hij, als privaat-docent in de Crimineele Anthropologie aan de Universiteit te Amsterdam, voor de candidaten van de Juridische Faculteit een voordracht over ‘Hermaphrodisie en Uranisme’, welke in hetzelfde jaar bij F. van Rossen in druk verscheen.
Verder komt van zijn hand een artikel voor in tome XXIII, 23me année, Nos. 176/177, Août-Septembre 1908, van de Archives d'Anthropologie criminelle de médicine légale et de psychologie normale et pathologique, getiteld: ‘Uranisme et dégénérescence’.
Het is thans nog niet vast te stellen of zijn literaire werk, ook voor geslachten nà het onze, van blijvende waarde zal blijken te zijn, maar wel kan worden gezegd, dat zijn wetenschappelijke arbeid zal blijven voortleven, vooral in jaren na deze, waarin mag worden verwacht, dat aan een zoo gecompliceerd probleem, als de Homo-Sexualiteit, meer aandacht zal worden geschonken. En daartoe zal dan Dr. Aletrino den eersten stoot hebben gegeven.
J.H. FRANÇOIS.