Den Gulden Winckel. Jaargang 14
(1915)– [tijdschrift] Gulden Winckel, Den– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdDe romans van Busken Huet in herdrukOPNIEUW worden door een herdruk de drie romans, die Conrad Busken Huet geschreven heeft, onder de aandacht van het publiek gebrachtGa naar voetnoot1). Het opklimmend cijfer der herdrukken: Robert Bruce's leerjaren, 2de druk, Jozefine 3de druk, Lidewijde 4de druk, is al een aardige statistiek omtrent de belangstelling en de voorkeur, die aan deze literatuur-werken van vóór '80 ten deel viel. Dat de roman ‘Lidewijde’ de meeste herdrukken haalde kan om het onderwerp geen verwondering wekken. De veel gelaakte ‘onzedelijkheid’ in dit boek trok toch ondanks alles het graag zich preutsch voordoend publiek uit de generatie van onze ouders aan. Wij hebben hier ook duidelijk en, naar ik meen, voor het eerst een Nederlandsch literair werk, dat onder invloed van het Fransche naturalisme is geschreven, al wordt het gegeven in de bewerking door een streng Hollandsch-puriteinschen geest ‘gelouterd’, triomfeerend in de ‘straf, die niet kan uitblijven’. De minnarijen van Lidewijde, als de vrouw van den anderen man, met den (aanstaanden) man van de andere vrouw, leiden tot een catastrophe, die, hoewel romantisch geenscèneerd, niettemin alle vrome en preutsche gemoederen met blije voldoening moet hebben vervuld. Maar de fijne geest van Busken Huet wil vooral geen grove ontknooping en laat ons - en dit wel geheel tegen de gewoonte der toenmalige graag moraliseerende auteurs - aangaande zijn eigen meening vrijwel volkomen in het onzekere, zoodat wij naar verkiezing André, Lidewijde's minnaar, om zijn zelfmoord, zijn zelfvernietiging als laf òf als hoogst ethisch aangelegd kunnen beoordeelen, ja, de daad zelf vermogen te verontschuldigen met het gezegde in den mond van Lidewijde: ‘De schoot der ontuchtige vrouwen is het graf voor den moed der jongelingen’ -. Den roman ‘Jozefine’, het voorspel tot de Bruce's, heb ik dikwijls lust den voorlooper van Couperus' ‘Eline Vere’ te noemen, hoewel elk onder een geheel anderen tijdgeest is geschreven. Jozefine zoowel als Eline gaan aan een niet gevuld wordende leegte ten gronde; het meisje wordt bij Couperus fatalistisch gezien, bij Busken Huet uit onvoldane ijdelheid, dus ‘tot straf’ (hier moraliseeren de ‘veertigers’ weer!) naar den ondergang gevoerd. Onnoodig te zeggen, dat alleen reeds om deze tendens Jozefine bij Eline Vere zou moeten achterstaan: een zuiver kunstwerk kan geen andere tendens gedoogen, dan die het zelf is. Dat begrepen de ‘veertigers’ - en Busken Huet blijkbaar ook - nog absoluut niet. Toch is en blijft Jozefine meesterlijk van karakterteekening, en zeer leesbaar om den merkbaar Fransch beïnvloeden geest van het geheel, waarbij het Hollandsche in den stijl door het zelfgenoegzame soms, ondanks zichzelve, als parodie aandoet. Aangaande ‘Robert Bruce's leerjaren’, een roman van redetwistende personen - geen menschen - over de groote vraagstukken die Huet's tijd bezig hielden, kan ik kort zijn. De schrijver erkende zelf het werk als niet geslaagd, en voor meer neem ik de vrijheid te verwijzen naar mijn in Januari 1913 in dit maandschrift verschenen opstel over den Bruce's-romancyclus. CONSTANT VAN WESSEM. |
|