Den Gulden Winckel. Jaargang 14
(1915)– [tijdschrift] Gulden Winckel, Den– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdAlice MeynellIN twee gelijkvormige, typografisch met goeden smaak verzorgde boekdeelen is in het vorig jaar het verzamelde werk van Alice Meynell verschenenGa naar voetnoot1), en haar kunst nu op deze wijze te genieten wekt den wensch om de schoonheid daarvan te beschrijven en haar in ruimeren kring bekend te maken. Tweevoudig is Alice Meynell's litteraire aanleg: als een groot en diepvoelend dichteres en als een fijn-opmerkend en zuiver beeldend essayiste heeft zij haar roem gevestigd, en het valt moeilijk te zeggen, in welk van beide kunstuitingen haar bereiken hooger is. Zoowel in hare gedichten als in haar opstellen toont zij een zelfde zich gelijkblijvend karakter; in beide klinkt een zelfde stem, gevoelig, zuiver en innig; in beide treft een zelfde schoonheid van beelding en wijdheid van visie; in beide is de warmte van een diep gemoedsleven in alle woorden en regels voelbaar. Doch in de gedichten alleen is de hoogste lyrische uiting van een machtig liefdegevoel en van een stralend religieus inzicht. In Alice Meynell's proza zoowel als in hare gedichten geeft zij telkens blijk van aandachtige beschouwing van de vormen der natuur, van liefde voor haar kleinere gedaanten: planten en bloemen in 't veld, en ziet zij schoonheid in de grootere gestalten, de wolken en de vlakten, en de wisseling van licht en schaduw, en raadt zij diepere beteekenissen in windstilte en vroege lente-teekenen. In haar bundel opstellen zijn het vooral die, samengebracht onder de titels ‘Winds and Waters’ en ‘The Chearful Ladie of the Light’ welke bekoren door een fijne teekening in lichte, levende taal van de voorwerpen en verschijningen der natuur: den wilden groei van het onkruid op oude muren en gevels in Italië, de ongekweekte schoonheid van het windbewogen riet aan den waterkant; of de wijdheid van den terugwijkenden horizon voor een heuvel-bestijger; het vermogen van de wolken om groote wisselingen van licht en schaduw in het land te veroorzaken, de strakke zon te temperen en diepte te brengen in de atmosfeer; en de kleur van het leven, teer-bleek in de gelaten van stadsmenschen, warm en sterk getint in de huidskleur van bloote kinderen aan zomersch zeestrand. In hare gedichten bezingt Alice Meynell met grooter innigheid de zuivere schoonheden der wereld; een diepere gedachte draagt ze, een machtig intuïtief weten dringt tot uiting. In geestelijken inhoud zijn de gedichten rijker dan de beschrijvende opstellen. Het zien van een madeliefje in de weide kan plotseling een grootsche visie wekken, en vervuld van ontroering om de stralende intuïtie, zingt zij: To a Daisy
Slight as thou art, thou art enough to hide
Like all created things, secrets from me,
And stand a barrier to eternity.
And I, how can I praise thee well and wide.
From where I dwell - upon the hither side?
Thou little veil for so great mystery,
When shall I penetrate all things and thee,
And then look back? For this I must abide,
Till thou shalt grow and fold and be unfurled
Literally between me and the world.
Then I shall drink from in beneath a spring,
And from a poet's side shall read his book.
O daisy mine, what will it be to look
From God's side even of such a simple thing?
Met even zuivere aandacht als zij de natuur heeft gadegeslagen, beschouwt Alice Meynell het innerlijk leven van den mensch. Onder hare essays draagt één den titel ‘The Rhythm of Life’ en hierin komt wel in bijzonder mooien vorm tot uiting Alice Meynell's zeldzaam fijne opmerking van de wisselingen in de levensintensiteit. Doch weer dieper en inniger uitgesproken is dezelfde gedachte te vinden in een van haar mooiste gedichten ‘To the Beloved’, waarin de stilte wordt bezongen: ‘A secret and a mystery
Between one footfall and the next’.
En dan zien wij deze stilte vergeestelijkt en in 't gebied des levens overgebracht. Dan zijn het de stilten geworden tusschen de intense klaarten van het gemoed: | |
[pagina 169]
| |
‘My silence, life returns to thee
In all the pauses of her breath’.
Alice Meynell ziet rust en beweging in het gemoed in evenwichtige afwisseling, zij ziet het rythme, maat en orde. En dit is nu ook het mooiste in haar eigen kunst: het rustige evenwicht. De bewogenheid in elk gedicht vindt steeds haar oplossing in bevrediging en harmonie. Zóó waakt zij over hare gedachten en sluit ze bijeen als een herderin hare witte schapen: The Shepherdess
She walks - the lady of my delight -
A shepherdess of sheep.
Her flocks are thoughts. She keeps them white,
She guards them from the steep;
She feeds them on the fragrant height,
And folds them in for sleep.
She roams maternal hills and bright,
Dark valleys safe and deep.
Into that tender breast at night
The chastest stars may peep.
She walks - the lady of my delight -
A shepherdess of sheep.
She holds her little thoughts in sight,
Though gay they run and leap.
She is so circumspect and right;
She has her soul to keep.
She walks - the lady of my delight -
A shepherdess of sheep.
En ook Alice Meynell's hartstocht, in haar ‘Early Poems’ zoo intens en groot, breekt niet buiten de grenzen der harmonische schoonheid, maar staat geheven, lichtend en zuiver. De hoogheid van haar leven en van haar denken, in al haar werk uitschijnend, schenkt daaraan een eeuwige waarde en het onafwijsbare kenmerk van waarachtige kunst. R.T.A. MEES. |
|