Den Gulden Winckel. Jaargang 14
(1915)– [tijdschrift] Gulden Winckel, Den– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdVerzenRaden Mas Noto Soeroto: Melati-knoppen (Uitg. S.L. van Looy, Amsterdam, 1915).Uit Kinderland komen de schoone droomen, waarvan de naïeve dichter zoo argeloos-ontroerend weet te verhalen. Een Javaansch zanger, edelman in het land zijner geboorte, Noto Soeroto, spreekt hier in een bundel proza-gedichten, welke vol zijn van die wijding, waaronder nog de eerste morgen als een wonder der wereld kan geopenbaard worden; van de tijden, dat het leven nog niet beseft wordt te liggen tusschen een traan en een ster. Van de tijden, dat in de kinderziel nog al het ontvangene rein bloeit, zooals het oor, een schelp gelijk, het zeegebruis gevangen houdt om het tot een schoone, zacht gestemde muziek te doen herworden. Vol gestamel als het eerste kindergepraat zijn de woorden, waarmede Noto Soeroto de rijke | |
[pagina 158]
| |
vreugden van zijn Kinderdroomland uitviert, maar die in hun naïeveteit alles zeggen, heerlijk zuiver. Er is in dit, uit gedicht XII: ‘Ik voel mij als kristal, waarin het oog des daags zijn blikken straalt’,
en in dit: ‘en ach, ik voel me wiegend dansen op de golven van aromen’,
de schier epische jeugdaanschouwing, die Romain Rolland in zijn ‘Jean-Christophe’ het vreugdevolle kind doet bezingen als: ‘Il nage dans l'infini. Comme une petite salamandre il danse jour et nuit dans la flamme....’
En hoe schoon bewijzen ons de gedichten over de Moeder, n.l. die beginnen met: ‘De gastvrijheid, moeder, waarmede gij uw gasten ontvangt, die ken ik al sinds ik een knop was aan dezen ontzachelijken boom van het leven’,
of met: ‘Heb dank, moeder! voor deze zoete, lichte, deze zonnevreugde’,
nogmaals, dat ‘liber pius est’. Het slot van gedicht XII zegt ons zelfs hoe vroom hij is: ‘Heb dank, moeder! voor deze zoete vreugd. Gij hebt mij weergegeven
aan licht, aan lucht, aan hemel, aarde, en aan de gansche menschheid’. -
Anton Zelling, die de fijnzinnige inleiding schreef, heeft in deze Melati-knoppen ‘de vrome bedeesdheid gehoord, waarmede de oosterling Noto Soeroto het mysterie van het leven bewondert, in uitzeggingen van diepe ontroering, met woorden als kinderzieltjes zoo wit’. Waarlijk, wie dit innig meegenoten heeft, voelt dat het hier niet meer gaat om wat als Javaansch, uitheemsch te kwalificeeren valt, maar dat hier een stem is, die over het Leven, dat van géén volk en géén tijd is, getuigenis aflegt en waarmede wij alleen die ééne diepste ontroering gemeen hebben. Wel mogen wij in de zekere verwachting blijven, dat deze ‘knoppen’ zich eens, geheel ontloken, als bloemen zullen geven....
CONSTANT VAN WESSEM. | |
Shakespeare's ‘Naar het u lijkt’ (As You Like It). Vertaling van Jac. van Looy. - (Bussum, C.A.J. van Dishoeck. 1915).Het is voor der zake kundigen een ‘secret de Polichinelle’ hoe de Shakespeare-‘vertalingen’ van den heer Van Looy worden vervaardigd. Door hen die bevoegd tot oordeelen waren en behoorlijk konden en wilden vergelijken met de oorspronkelijke stukken, werd het werk van Van Looy tot nu toe rondweg afgekeurd; ik noem Van Nouhuys, Prof. Is. van DijkGa naar voetnoot1), Dr. B.A.P. van Dam, menschen, wier onpartijdigheid en zelfstandigheid wel niemand in twijfel zal trekken. Trouwens een van 's heeren Van Looys bentgenooten, redacteur van een modern tijdschrift, antwoordde me in vroeger jaren op mijn vraag waarom hij de zoogenaamde vertalingen van Van Looy opnam: ‘omdat hij anders misschien geen andere bijdragen geeft’. Een van Van Looys ‘vertalingen’ werd door Van Nouhuys ‘onzegbaar krom Hollandsch’ genoemd. Medunkt dat we 't er bij kunnen laten. Het werk, waarvan de titel hierboven staat, lijdt aan dezelfde gebreken als zijn voorgangers: gezochtheid, gemaniereerdheid, gebrekkige kennis van het Engelsch. Jac. van Looy is een eersterangs Nederlandsch prozaïst, en ik herinner mij het intense genot waarmee ik ‘Een Stierengevecht’, ‘Een dag met sneeuw’, ‘De Nachtcactus’ las; maar hij moet van Shakespeare afblijven, want dat kan hij niet. Dat de heer Verkade om familie- e.a. redenen die met kunst niets te maken hebben, klaar staat om op zijn manier de ‘vertalingen’ van Van Looy ‘op te voeren’ (een onwetend, tot juist oordeelen over en voelen van een stuk van Shakespeare onbekwaam publiek slikt letterlijk alles) moest voor den heer Van Looy geen reden wezen met zijn onbekookt bedrijf voort te gaan. De heer Van Looy heeft enkele vleugjes van schoonheid, hier en daar aardig klinkende archaïsmen (meermalen echter misplaatst), woorden en uitdrukkingen van beeldend vermogen en levendige fantasie getuigend (maar zijn verbeelding Shakespeare naar den eisch te kunnen vertalen is te groot en zijn fantasie meermalen ongebreideld, zoodat er heel wat anders komt te staan dan in 't origineel wordt bedoeld), waartegenover staat dat zijn werk wemelt van onjuistheden en misvattingen; en voor wie zien willen, kunnen, durven en mogen (want er zijn menschen die van zekere groep alles goedpraten, een slag om den arm houden of angstig schipperen) kan het eenvoudig niet door den beugel. Dit moet nu toch eens flink en ronduit gezegd worden: ‘aux grands maux les grands remèdes’; en wanneer dit wordt beweerd door de tot oordeelen meest bevoegden, dan zal Jan Publiek misschien schijn van wezen leeren onderscheiden. Humbug is nu eenmaal humbug, onzin onzin en schijn schijn. Ik heb eens een dispuut gehad met iemand die vond dat van Looy de ‘kern’ van | |
[pagina 159]
| |
Shakespeare zoo goed weergeeft, dat ‘waar het bij Sh. om gaat’. Ik heb hem gevraagd hoe dat mogelijk is bij iemand die zijn Nederlandsch mishandelt, wanhopig in zijn zinnen verward raakt en rondploetert en niet behoorlijk Engelsch kent (om van het Elizabethaansch Engelsch te zwijgen). Men moet m.i. toch beginnen met den tekst goed te begrijpen om te weten ‘waar het om gaat’. Ik heb den onnoozelen man verder geantwoord dat ik me door dergelijke zotte beweersels niet in de luren liet leggen en van de wijs brengen, en hem gevraagd wat voor soort van menschen hij daardoor dacht te vangen; maar ik heb daar tot mijn spijt nooit eenig antwoord op mogen krijgen. Me dunkt dat zoo'n ‘kern’- en ‘waar het om gaat’-man wel wat vaster in zijn schoenen mocht staan. Maar zoo meent men met enkele nietszeggende, ‘groote’ woorden (waarbij vooral een groote... mond behoort) anderen te kunnen afschepen. Pas si bête! Wanneer ik staaltjes van gezochtheid (die op den duur zoo kregel en kriebelig maakt, dat je 't boek in een hoek zou smijten) moest aanhalen, dan zou ik niet genoeg hebben aan tien kolommen, want op elke bladzij vindt men ze; het is dus m.i. onbegonnen werk; zelfs elke beginneling kan dat zien. Een bar staaltje van die ‘manier’ is bijv. het geregeld vertalen van ‘Arden Forest’ door ‘Het Ardensch foreest’; op blz. 92 en 93 wordt ‘forester’ zelfs weergegeven door ‘foreest-bewoner’. Kan het stijver, pedanter, gezochter en gemaniereerder? Gelukkig heeten zulke lui op blz. 28 nog ‘woudbewoners’, maar al doende leert men, ook buitenissig en ‘bizonder’ te zijn. Wat beteekenen toch dergelijke humbug en trucs? Is dat ‘pour épater le bourgeois’ en een air van gewicht aan te nemen? Door zulk soort van aardigheden laten zich alleen dwepende bakvisschen, onervaren jonge spreeuwen en onnoozele ganzen beetnemen; niemand anders zal er de dupe van zijn. Ex uno disce omnes: dit is een staaltje uit ontelbare, en het boek is boordevol van de vreemdsoortigste, gemaakte wendingen en uitdruksels, tegen ‘le génie de la langue’ gaande constructies, hardnekkig zonder noodzaak toegepaste inversies enz. enz., genoeg om iemand die zijn taal eerbiedigt en liefheeft wanhopig te maken. Maar dan schudt allerlei quasi-diepzinnig en ‘kunstlievend’ volkje gewichtig het hoofd en praat van ‘artistiek-mooi’, ‘ongemeen’, ‘bizonder’ enz. enz. 't Doet denken aan de Romeinsche augurs, die elkaar niet zonder lachen konden voorbijgaan! Ze kenden de volksverlakkerij! Rosalind en Celia zijn nichten, broersdochters, maar dat vindt de heer van Looy blijkbaar niet gewoon genoeg, althans hij vertaalt ‘cousin’ en ‘coz’ niet door ‘nicht’ of ‘nichtje’, maar door ‘mage’ of ‘mageke’. Waarom in 's hemelsnaam? Was een cousin in Shakespeare's tijd iets anders dan nu? Maar satis superque de his ineptiis, genoeg van deze onnoozelhedens! Ook is de heer Van Looy telkens fout met zijn versmaat. Hij schijnt er ook al een ‘bizonder’ metrisch systeem op na te houden, en als hij denkt dat zijn gepruts een adaequaat beeld geeft van Shakespeare's rhythmiek, dan heeft hij 't glad mis. Dit is geen vertalen, maar verknoeien en misvormen. 's Heeren Van Looys gehort, gestoot en geholderdebolder is ergerlijk en tergend. Bovendien, Shakespeare's taal is op een hooger plan geheven omgangstaal (een stuk als Love's Labour's Lost en dgl. daargelaten); de heer Van Looy maakt er aanstellerig, geaffekteerd gebrabbel van. Op den rug van het boekje (zeer netjes door den heer van Dishoeck uitgegeven) staat: Shakespeare's ‘Naar het u lijkt’; maar dat lijkt maar zoo, het is misleidend, want dit voortbrengsel van gebrekkige kennis en verkeerd inzicht geeft een heel verkeerd en gebrekkig denkbeeld van Shakespeare's ‘As You Like It’. Een grove misvatting van het Engelsch komt voor in 't begin van de beroemde toespraak waarmee het tweede bedrijf begint, en waar de heer Van Looy zegt: Nu, medemaats, broeders in ballingschap,
Is 't zoeter niet naar de oude zeden leven
Dan bij de onechten praal?
En zoo zijn er meer. Laat men den heer Van Looy maar narekenen. Maar de ‘vertalingen’ van den heer Van Looy worden ‘opgevoerd’, en hij kan tevreden zijn. Fortuna favet fatuis. Verkade c.s. hebben waarschijnlijk ‘bizondere’ mondbewerktuigingen voor zulke ‘bizondere’ taal. Intusschen beleven we hier, wat meer in de literatuur voorkomt, een ergerlijk staaltje van ‘the spurns that patient merit of the unworthy takes’ en van ‘art made tongue-tied by authority’.
EDWARD B. KOSTER.
Den Haag, 11 Aug. 1915. | |
Natuur- en plaatsbeschrijvingOns Mooie Nederland. Gelderland, door D.J. van der Ven. Met 80 afbeeldingen naar photo's en teekeningen. - (Amsterdam, Meulenhoff en Co. 1915).Dit deeltje behoort tot de zoogenaamde Meulenhoff-editie, een reeks smakelijk uitgegeven en goedkoope boekjes, waarover ik reeds vroeger met waardeering schreef. Met waardeering. Misschien ben ik óók wel eens in een stemming om het te doen op een tegenovergestelde manier, zonder dat men nochtans het recht zal hebben mij van al te groote inconsequentie of wispelturigheid te beschuldigen. | |
[pagina 160]
| |
Het is toch met deze goedkoope boeken-series als met de reeksen aardige villatjes, die aan de nieuwe wegen onzer stadjes en dorpen verrijzen als paddenstoelen. Soms kan ik mij geducht ergeren aan het plebejische, fabriekmatige, schijn-fraaie, karakterlooze van zulke huizen, en geneigd zijn te snakken naar een eenvoudig, maar in zijn simpelheid zooveel schooner en voornamer (al het schoone is voornaam!) hutje op de hei. Op andere oogenblikken evenwel, die van een meer democratisch getinte gemoedelijkheid, loop ik met een zekere welgezinde opgewektheid langs zulke woningen, en verheug er mij in dat het geen woonkazernen zijn, maar hupsche villatjes, met prettig wit gestreken muren, guitige torentjes, fleuriggroene tuintjes vol kleurige bloemen en inwendig ‘van alle moderne gemakken voorzien’. Hoe velen kunnen daarin nu genieten van licht en lucht en frischheid, voor 't zelfde geld waarvoor ze vroeger in muffe, suffe en sombere steenklompen samenhokken moesten! Zóó nu is 't met de Meulenhoff-editie eveneens. Een boek over Gelderland bv. kostte vroeger geld; tenminste als 't werkelijk iets géven zou, en vooral als 't goed zou zijn geïllustreerd. De Meulenhoff-serie geeft nu een boekje dat aan de eischen voldoet en voor luttelen prijs te krijgen is. Het blijkt geschreven door iemand die Gelderland door en door kent en de streek liefheeft. Ik, die Gelderland slechts oppervlakkig kende, heb mijn kennis aanmerkelijk kunnen vermeerderen op een aangename wijze; de heer van der Ven is een prettige gids. Hij leidt ons achtereenvolgens in en om Arnhem, van Arnhem tot Dieren, en vervolgens, langs den zelfkant der Veluwe, van Arnhem uit tot Wageningen en naar Nijmegen, ten slotte in Gelres bongerd tusschen Rijn en Waal. De vele illustraties op kunstdrukpapier verhoogen de aantrekkelijkheid van 't handzaam boekje. H.G. -De Wodanseik te Wolfhezen. Penteekening van Paul van der Ven.
(Uit: D.J.v.d. Ven, Gelderland). Het Kasteel Heukelom te Bennekom.
(Uit: D.J.v.d. Ven, Gelderland). |
|