Den Gulden Winckel. Jaargang 14
(1915)– [tijdschrift] Gulden Winckel, Den– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdRomans en novellenDe Ongeweten Dingen, door Ina Boudier-Bakker. - (P.N. van Kampen & Zoon, Amsterdam).‘Dien morgen begon het. Blééf Jopie onwillig om naar beneden te gaan, tegen het overtuigend gepraat der moeder in’. Met dezen doorgebroken zin begint Ina Boudier een verhaal, het eerste van een nieuwen bundel. Het is haar privilegie zoo huiselijk te mogen, misschien te kúnnen schrijven. Het zijn meer aanduidingen dan zinnen, het halve woord is haar liever dan het heele, ja eigenlijk geneert haar nog dát. Geeft ze het, na lang tasten, uit het diepst van haar wezen prijs, dan voelen we iets als een ademstoot... het stáat... daarop kwam het aan. Met schijnbaar overtollige, in haar werk toch zoo kenschetsende klem-teekens zijn haar bladzijden bezaaid. Doch bij voorkeur houdt ze het in, stokt middenin den zin ... het behóeft niet meer... wij raadden het immers al. Tusschen de regels ligt haar literatuur. Van ‘ongeweten dingen’ vertelt ze, met de omzichtige kieschheid waartoe een geheim ons noopt. De aandoening om het geval dempt al vanzelf haar stem, maakt ze hakkelend... soms is het maar een gebaar... In fluisterende vertrouwelijkheid, in een oogopslag, verstaan ze elkaar - Ina Boudier-Bakker en haar lezers - daar hapert niets. Tusschen hen is enkel genegenheid, vroeggewonnen, onverdeeld behouden. Zoo stil is dit natuurlijk talent volgroeid, zoo zonder eenig merkbaar streven verdiepte, verinnigde, verruimde het zich, dat het den gemiddelden lezer niet verontrustte, geen mensch van zich vervreemdde. Innerlijke rijkdom in bijkans nederigen vorm; het gebeurende schijnt een ieder gemeenzaam. Geen verrassing, geen teleurstelling, betrouwbaar als goud. En wie van de literatuur houdt ook om haar zelfswil, om den vorm, die meer dan de inhoud van alle tijden is, bemerkt eigenlijk pas bij herlezing van dit werk, dat hij toch iets gemist heeft en... grijpt weer even gretig naar een volgend verhaal, voldaan te mogen luisteren naar een stem, die, ongeschoold, ontroert als het geluid van een vogel, naar den hartslag van een waarachtig mensch. De verschijning van een verzameling schetsen van haar hand dunkt mij wel even belangrijk als de verschijning van een roman of tooneelstuk. Haar meest eigen werk is de schets, het onmiddellijk in de kern gegrepen, sterk geconcentreerd en gemeenlijk gelukkig gevonden geval. Haar groote roman Armoede bestaat uit een complex van zulke gevallen, haar beste tooneelwerk Verleden is een schets. Doch dan nemen wij dit woord niet in den engeren zin van schematische vastlegging, want daarmee zouden we te kort schieten. Elk verhaal is voldragen, het heeft den diepgang van groot werk doch in beknopten vorm, het omspant meer dan ‘een moment’, is meer dan une tranche de vie. De vertelling Een pleit, bijvoorbeeld, voor mij de mooiste van dezen bundel, geeft in maar negen bladzijden druks een boekdeel: de geschiedenis van twee vrouwelevens, een oude moeder en een ouder wordende dochter. En dit zijn dan geen menschen, wier toevallig levenslot de schrijfster kende, maar menschen gelijk wij allen er weten, tallooze, achter de muren van het leven, bijkans huis aan huis. En al beeldt zij ons dit paar vrouwen op een bepaald, door de mogelijke komst van een Indisch kleinkind wat hooger gekleurd oogenblik in de rij harer dagen, wij zien ook die andere dagen, ervóór en erná, schouwen tot het einde den langen weg af... Ze zouden het beiden, heimelijk, wel willen: die opfieuring in huis; maar samen van een wensch spréken verleerden zij... Tot eindelijk de eeuwig waaksche achterdocht der dochter voor alle twee de kans vernielt: ‘Daar kwam plotseling uit de kamer Jeannets stem - de stem die de moeder vreesde, nerveus hijgend, overslaand van drift. ‘Koen zei me nog even aan de voordeur, Dora had 't eigenlijk bedacht... van... dat kind hier. Dat 't zoo aardig en zoo goed voor mij zou zijn. 't Was een attentie van Dora voor mij!’ ‘Nu is 't uit, - nu is 't mis’ - dacht de oude vrouw. Zij had geen kracht daar tegen in te gaan, dat kon ze niet - maar nu was alles voorgoed uit... Opnieuw duurde het zwijgen. Toen waagde nog eenmaal de oude vrouw en haar stem beefde: ‘'t Zou mij niet hinderen...’ Er kwam géén antwoord. | |
[pagina 111]
| |
Van de ‘armoede’, die blind maakt, gedwee en machteloos, is deze roman van negen bladzijden doortrokken; het is ‘de roman van een gezin’. Nog een prachtige vertelling, breeder van opzet, beweeglijker, drie levens omvattend, vond ik Hagar, waaruit ik den eersten zin aanhaalde. Behoudens den titel, die mij wat gewild en niet geheel juist voorkomt (het gaat niet om het zwerverslot der frissche weduwe en haar parmantig Jopie, maar om de natuurlijke vijandschap der beide moeders), lijkt me dit een volmaakt verhaal, vol, zuiver en fijn. In De andere Weg voelen we bij uitzondering onvolledigheid, alsof hier de feiten te ingrijpend zijn voor het kort bestek, het verleden niet voldoende dóórwerkt in de gebeurtenissen van den beschreven dag. De scheiding van Bram's ouders zou òf, meer afdoende, als een noodzakelijkheid, òf als een, der vrouw van buiten-af opgedrongen daad, den achtergrond donkerder moeten kleuren. Thans schijnt het ons een zaak op losse schroeven, die zelfs nog wel weer terecht kan komen, terwijl toch de schrijfster de gedane overwegingen ernstig voorstelt, en voor een mogelijke verzoening geen ruimte laat. Zoodat alleen de jongen Bram, zijn moeder toegewezen doch naar zijn aard behoorend aan den vader - ‘Hij had z'n vader kunnen hebben - en wat voor een!...’ - ons volledig bevredigt. De drie overige schetsen: het wat lang uitgesponnen, gevoelig ironische Eerste Avontuur, het pijnlijk realistisch Slachtoffer en de eenigszins tooneelmatig ineengezette slotvertelling Een leugen doen aan als vluchtiger arbeid. Doch ook het minder-doorwerkte, hoe vol is het van eigen leven, van het stille, diep-geheime leven der ongeweten dingen, dat nauw-speurbaar onder ons daagsch bestaan beweegt. TOP NAEFF. | |
Wat het Leven vernietigt. Novellen door Ernst Zahn. Vertaling van Anna van Gogh-Kaulbach. - (Uitgegeven door de Maatsch. voor Goede en Goedkoope Lectuur, Amsterdam).Ernst Zahn behoort tot de schrijvers bij uitnemendheid van den tegenwoordigen tijd. Men moge beweren, dat hij de menschen bij voorkeur van hun gunstigsten kant schildert, en eenige onwilligheid toont om hun gebreken in een helder daglicht te stellen, hij doet dit op zulk een beminnelijke wijze, zonder de realiteit rechtstreeks te benadeelen, dat men hem dit eerder moet toerekenen als een noblesse de coeur, dan wel verwijten als een fout in zijn manier van werken. Ik houd van de boeken van Ernst Zahn, welke steeds de belofte vervullen, die hun verschijning wekt. Wat zijn ze sober en eerlijk van oprechten eenvoud, en hoe lief heeft Zahn zijn land, zijn bergen en meren, en het volk dat er tusschen woont; het is hem een vreugde, dat alles in fijne kleuren voor ons te doen leven, en ons te doen gevoelen, wat in die kleine wereld in de stilte der harten wordt geleden en gestreden. De drie verhalen, die Zahn in zijn jongsten bundel ‘Wat het Leven vernietigt’ heeft verzameld, getuigen van de onvermijdelijke moeilijkheden in 't bestaan van hen, die, door het lot te zamen gebracht, niet bij elkander passen; wier zielen uiteen worden gedreven onder dikwerf bitter lijden, - en dat alles zonder moedwil, zonder nadenken vaak, hoogstens door wat zorgeloosheid, maar meer nog door de steeds wisselende omstandigheden, waaruit allengs de stille geheimzinnige krachten worden geboren, die vernietigen wat eenmaal het hoogste geluk voorspelde. Het eeuwig-onzekere ‘Geschick’, in zich zelf kwaad noch goed, maar door het Leven vervormd tot ramp of zegen, weet Zahn steeds zóó duidelijk boven het zwoegende menschdom te plaatsen, dat wij er een universeele waarheid in zien bevestigd. Zahn vindt zijn grondstoffen op eigen nationaal gebied, en schildert de omgeving, die hem 't meest bekend en dierbaar is; maar de woorden en gedachten van een schrijver, die zóó de menschelijke ziel peilt en uitbeeldt, reiken verder, oneindig verder, dan de grenzen van zijn geboorteland. I.H. | |
Leugen, door Fokko Bos. - (Utrecht, A.W. Bruna en Zoon).Wanneer men de waarheid der zegswijze aanneemt, dat ‘tout genre est permis, sauf le genre ennuyeux’, zoo zou het werk van den heer Bos onder de rubriek der ongeoorloofde boeken moeten worden gerangschikt. Deze roman van klein-burgerlijk gedoe, dat alleen belangrijk kan zijn, wanneer het door een scherpen blik wordt waargenomen, en weergegeven door een meesterhand, kenmerkt zich door langdradige beschrijvingen zonder eenige tint, door ongemotiveerde handelingen en onlogische gevolgen, en verplaatst ons geen oogenblik in de sfeer, waarin de auteur tracht zijn personen te laten leven. Misschien is in den aanvang de omgeving der ouders nog het zuiverst geteekend, maar toch heel vast zijn ook hier de lijnen niet, en de slappe stijl van den schrijver, als vond hij zelf zijn onderwerp ook slechts van middelmatig belang, brengt ons niet in een strakke verwachting van zijn verdere mededeelingen. Alles te zamen beschouwd getuigt het geheele werk van een gebrek aan contact, dat in de eerste plaats tusschen schrijver en gegeven moet bestaan, wil de lezer geboeid worden. I.H. |
|