Den Gulden Winckel. Jaargang 14
(1915)– [tijdschrift] Gulden Winckel, Den– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdKultuurgeschiedenisNederlandsche kultuurgeschiedkundige monographieën:
| |
[pagina 78]
| |
[pagina 79]
| |
onderwerpen betrekking hebben, terwijl ze tevens uit dit alles een frisch geheel wisten te componeeren. Ik heb eenig bezwaar tegen de titels van beide boeken. Dr. de Boer noemt zijn studie: Een wandeling door een Oud-Nederlandsche stad’. In wetenschappelijke terminologie gaat dit ‘Oud-Nederlandsch’ aan ‘Middel-Nederlandsch’ vooraf en het is toch geenszins zijn bedoeling geweest, om ons in contact te brengen met Claudius-Civilis en zijn stamgenooten. Zuiverder zou het zeker geweest zijn, om te schrijven 't zij ‘een Oud-Hollandsche stad’, of een Oude Nederlandsche stad’. Ook bij deze laatste wijziging zou, door het uitwippen van het verbindingsstreepje en de bijvoeging van deze eene e, de titel aan duidelijkheid gewonnen hebben. Tegen den titel van het boek van Dr. Moquette is een ander bezwaar in te brengen: er wordt veel meer in beloofd dan de schrijfster geeft. ‘De vrouw I: Huiselijk leven’ zou doen verwachten een studie over het huiselijk leven der vrouw in alle landen en tijden: en wat ons hier geboden wordt is een studie over het huiselijk leven derVolksprent, voorstellende: De Vrijersboom, omstreeks 1665. Naar een prent uit de verzameling van den Heer J. van Stolk Az. te Rotterdam, Cat. no. 2008.
Uit H.C.H. Moquette: De Vrouw. NederlandscheGa naar voetnoot1) vrouw in de 14de tot de 18de eeuw, hetgeen meer dan genoeg is voor een monographie van dezen omvang, want er is gescheiden, geschift, gewikt en gewogen moeten worden om uit | |
[pagina 80]
| |
het bonte allerlei van interessante bizonderheden, bijeengegaard uit oude geschriften en nieuwe boeken, het meest belangwekkende op den voorgrond te brengen. De kraamkamer, het wikkelkindje, het spelende kind met zijn grappige liefhebberijen en jolige liedekens, worden ons allereerst voor oogen gevoerd; daarna komen het kind in de school, de opvoeding, de beoefening van kunsten en liefhebberijen, de grappige knutselwerkjes van den ouden tijd. In het derde en vierde hoofdstuk worden het jonge-meisjes-leven met zijn genoegens en kwellingen, en gevolgelijk ook het vrijen en trouwen behandeld, nevens den ernst der huiselijke plichten, die daarop volgden. Menige grappige anecdote, menige schilderachtige bizonderheid kon natuurlijk in dit milieu een plaats vinden. De stijl is helder, gemakkelijk en onderhoudend: een goed en prettig boek. In niet minder mate moet dit gezegd worden van het boek van Dr. de Boer. Voor vele Amsterdammers zal dit beknopte beeld van het leven in de kleine, oude stad, die zulk een geweldige groeikracht bleek te bezitten en die telkenmale weder den ring harer grachten moest verleggen, een interessante en onderhoudende lectuur zijn. De schrijver maakt met ons een wandeling (een wandeling van enkele eeuwen lang) langs straten en grachten en pleinen, waarbij hem de vroegste cartograaph van Amsterdam, Cornelis Anthoniszoon, tot gids dient; en door wat we bij deze stadsreize ontmoeten en zien, worden we tevens gemeenzaam met het leven en werken onzer voorouders, krijgen we een elementair inzicht in den geest van den tijd, leeren we het goede en verwerpelijke dezer oude maatschappij in breede trekken zien. Voor onze populaire Amstelodamiana is deze ‘Wandeling’ een groote aanwinst. Het krijgt tevens een bizondere aantrekkelijkheid door de fraaie illustraties, voor het meerendeel naar prenten en teekeningen uit het Amsterdamsche gemeentearchief, onder welke een aantal, die nog nimmer gepubliceerd werden. De sepia-tint dier illustraties doet het in dit boek beter dan in de monographie van Mejuffrouw Moquette, die eveneens menige interessante en onbekende prent als illustratiemateriaal bijbracht. Geen zeer gelukkige methode lijkt mij het opplakken der prentjes: ik heb reeds bij ondervinding dat ze bij het dichtslaan van het boek omvouwen en kreukelen. De kleurige en sprekende bandversiering is van den gunstig bekenden Amsterdamschen teekenaar Jan Wiegman. J.D.C. VAN DOKKUM. |
|