Den Gulden Winckel. Jaargang 14
(1915)– [tijdschrift] Gulden Winckel, Den– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 65]
| |
Over de nieuwste Servische literatuurDR. MILAN CURCIN die, op verzoek, dit inleidend artikel over de nieuwere Servische letterkunde speciaal voor Nederlandsche lezers schreef, is hoogleeraar in de duitsche taal en letterkunde te Belgrado. Hij behoort tot den kleinen groep van intellectueelen, die, in hun half-beschaafd land, meer nog dan elders, zich alleen voelende, met onverzwakten nerveuzen ijver contact zoeken met het West-Europeesche geestesleven. Zonder echter te vergeten dat men een cultuur niet aanneemt, zooals men eene gewoonte of een werkwijze aanneemt. Zij - in de politiek meest radikalen - zoeken gretig de oude en nieuwe Westersche kunst en philosophie, maar zij wéten dat de werkelijke verheffing van den Servischen geest uit innerlijken drang en noodzakelijkheid moet ontstaan en verband moet houden met de wisseling der tijden: geschiedenis en oeconomischen groei. En zij weten ook dat oordeelloos volgen en oneigenlijke bewondering altijd de grootste schade doen aan karakter en eigenheid. Daarom doorzoeken zij, éven verlangende, het verleden van hun volk, waar zij naast de herinnering aan vele aangrijpende en grootsche gebeurtenissen ook uitingen van naïeve volkskunst vinden. Gedichten die ook òns, hoe vreemd wij er soms tegenover komen te staan, sterk aanspreken en bekoren door hun krachtig en gloedvol menschelijk-leven in verrassenden onverwachtschen vorm. Prof. Dr. Curcin gaf van deze Servische volksliederen een keur uit in Duitsche vertaling (Inselverlag): een kostelijk en merkwaardig boekje, dat begint met Goethe's vertaling van het prachtig en dramatisch klaaglied ‘von den edlen Frauen des Asan Aga’, met dezen aanhef, die beeldende is en zoo natuurlijk van volkstoon: ‘Was ist Weiszes dort am grünen Walde
Ist es Schnee wohl oder sind es Schwäne?
Wär es Schnee, er wäre weggeschmolzen;
Wärens Schwäne, wären weggeflogen.
Ist kein Schnee nicht, es sind keine Schwäne,
's Ist der Glanz der Zelten Asan Aga.
Nieder liegt er drin an seiner Wunde.
Het bundeltje bevat alléén maar de ‘Familienlieder’ naar Goethe's woord, de heldenliederen waaraan de Servische literatuur zoo rijk is, komen er niet in voor. De vertalingen zijn alle uit dien tijd. dat, vooral in Duitschland, een groep jonge enthousiaste mannen - dichters en philologen - ware ontdekkingstochten op touw zetten om volksliederen te zamelen, volksliederen van iederen aard en in iedere taal, uit den tijd van Brentano en Grimm. Enkele der vertalingen zijn van Jakob Grimm, die, toen hij tijdens het groote Congres te Weenen vertoefde, met Wilhelm von Humboldt de Serbocroatische taal leerde, alleen om die rijke en verscheidene uitingen der natuurlijke dichtkunst in de oorspronkelijke taal te kunnen lezen. J. Gr. | |
IHET is in het algemeen wel niet wenschelijk een kort overzicht van de literatuur van een volk met politieke beschouwingen te beginnen; maar de laatste gebeurtenissen in Oost-EuropaGa naar voetnoot1) werpen zoo duidelijk hunne schaduwen ook op de geestelijke ontwikkeling van de betrokken volkeren dat het bijna onmogelijk is er over te zwijgen. Een jaar geledenGa naar voetnoot1) verwonderde men zich in West-Europa over de eerste groote overwinningen die de verbonden kleine Balkanvolken op de Turken behaalden; men had de laatsten militair te hoog geschat. Nauwelijks zes maanden later | |
[pagina 66]
| |
verwonderde men zich opnieuw. In den toen tusschen de verbondenen zelf ontbranden oorlog hebben niet de ‘Japanners van Europa’, de Bulgaren, wien men het leeuwendeel van de overwinning op de Turken toeschreef, maar hun tegenpartij, de Serviërs en Grieken, gezegevierd. Wat was geschied? De toonaangevende politieke en militaire kringen van Europa waren weer eens niet goed ingelicht over toestanden en machtsverhoudingen daar in de laagte. Het ware te wenschen geweest dat de diplomatieke vertegenwoordigers van de Europeesche groote mogendheden geweten hadden dat de levenskrachten en eigenschappen van een volk zich niet alleen in het verkeer met de hoogste staatsmachten plegen te openbaren; ook spionnagerapporten over munitie-voorraden en kanonnentransporten zijn niet altijd voldoende om de gevolgen van belangrijke politieke gebeurtenissen ook slechts aan te duiden. Want ‘den strijd strijdt niet het blanke wapen maar het hart van den strijder’, zooals Servische heldenzangen zeggen. Het zich van zijn nationale doel bewuste menschenmateriaal moet voorhanden zijn; en deze meestgewichtige faktor heeft zijn merkteekenen waaruit men tamelijk nauwkeurig kan opmaken hoe de toekomst zijn zal. Niet het minst-belangrijke dezer merkteekenen is de literatuur. Europa zou zich niet zoo verwonderd hebben wanneer het de ongeschiktheid van de afgeleefde Turken om jonge volken te regeeren beter gekend had en wanneer het met de verhoudingen tusschen Bulgaren en Serviërs vertrouwder was geweest. Wij mogen niet ontkennen dat de Bulgaren een zelfbewuste frissche volksstam, met ontwikkelingsmogelijkheden, en die zich ook ontwikkelt, vormen. Men moet echter de omstandigheid dat zij, wat het geestelijke betreft, afhankelijk zijn van hun oudere zuid-slavische halfbroeders - ongeveer zóó als deze het nog kort geleden van de West-Europeesche Arische stammen waren - niet uit het oog verliezen. De Bulgaren zijn door de Serviërs tot Slaven gemaakt; dat wil zeggen: zij hebben van hen hunne uiterlijke nationale kenmerken ontvangen: vóór alles de taal; zoo vordert, bijvoorbeeld, thans nog de Bulgaarsche schrijftaal naar de mate van haar naderkomen aan de Servische volkstaal. Zoo wordt, ook, de nationale Bulgaarsche literatuur bevrucht door de Servische; van welke laatste reeds eenige uitingen tot de ‘wereldliteratuur’ kunnen gerekend worden. De moeilijke stoffelijke omstandigheden waarin het Serbo-Kroatische volk leeft, de geografische en politieke verbrokkeling, en de meest-verschillende invloeden van buiten hebben er veel toe bijgedragen om de belangstelling van West-Europa voor dit volk, dat zich ondanks alles van zijn nationale eigenaardigheden steeds bewust is gebleven, niet tot haar volle recht te doen komen. De roem van de volksliederen drong weliswaar tot ver over de ingewikkelde landsgrenzen der Zuid-Slaven naar het westen en noorden door en vond geestdriftige bewonderaars en vertalers onder de groote dichters en geleerden van de kultuurtalen; maar het volk zelf en zijn taal, in hun eeuwigen strijd om het bestaan, konden zich niet aan die belangstelling opdringen en zoo werden de heerlijkste uitingen der poëzie slechts op zichzelf of bij uitzondering van algemeene bekendheid in de kultuurwereld. Hier, nu, moeten slechts de groote richtlijnen der tegenwoordige ontwikkeling op het gebied van de literatuur worden gevolgd en daarvan alleen dat wat, in den laatsten tijd voortgebracht, met Europeeschen maatstaf is te meten op den voorgrond geplaatst. Het volkslied behoeft, vooraf, slechts genóémd te worden. Betere aanbevelingen en besprekingen als die het van Goethe en Jakob Grimm kreeg, kunnen ook in dezen tijd niet geschreven worden. Het is alleen nog maar noodig om op een tijd te wachten die ook in dit opzicht Goethe's geestdrift tot de zijne maakt. Intusschen zullen we ons bezighouden met nieuwere producten der Serbo-Kroatische literatuur, die in Europa nog in het geheel niet of slechts zeer weinig bekend zijn. De soorten van literaire uitingen die een ononderbroken gelijkmatige en rustige geestesontwikkeling van het geheele volk tot voorwaarde hebben, zoodat zij eenigszins het totaal der kunstervaring insluiten, zooals bijvoorbeeld het kunstepos of de eigenlijke roman, zullen hierbij niet in de eerste plaats onze aandacht vragen. Veel verder dan tot geslaagde pogingen is men op dit gebied niet gekomen; maar toch bestaan er proeven die een goede toekomst beloven. Iets meer volgroeid is, vooral in den laatsten tijd, het drama; weliswaar kunnen in een kort overzicht als dit uit de massaproductie van den dag slechts een paar namen genoemd worden die ook in de literatuurgeschiedenis of, wanneer het niet om nationale stukken gaat, op het buitenlandsche tooneel ingang gevonden hebben of zouden behooren te vinden. De vruchtbaarste en meestgespeelde schrijver in de drie groote schouwburgen - in Belgrado, Zagreb en Novisad - is Branislav Nusic. Zijn patriottische eenakter ‘Knez Ivo od Semberije’ (Vorst Johan van Semberien) heeft ook in duitsche schouwburgen - in de bewerking van Roda Roda - succes gehad; zijn kracht ligt echter in het komische dat aan het groteske grenst. Onder de jongere dramaschrijvers treedt vooral de Kroaat Milan Begovic op den voorgrond; zijn dramatisch talent werd nog door von Berger, die hem als dramaturg mee naar Hamburg nam, erkend. Thans is hij leider | |
[pagina 67]
| |
van de Neue Wiener BühneGa naar voetnoot1). De belangrijkste is ongetwijfeld de Raguzaner Conte Ivo Vojnovic, dramatisch auteur in europeeschen zin in zijn groot opgezette en opzienbarende stukken; dramaschrijver en dichter van talent in zijn stemmingsvolle raguzaansche eenakters, die beter dan al het andere de oude eerbiedwaardige aristokratische adriatische republiek, het middelpunt der serbo-kroatische kultuur en litteratuur in de middeleeuwen, voor de oogen van de tegenwoordige demokratische nakomelingschap doen opleven.
Prof. Dr. MILAN CURCIN.
Belgrado. |
|