Den Gulden Winckel. Jaargang 14
(1915)– [tijdschrift] Gulden Winckel, Den– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdDr. A.S. Kok en Willem SchürmannTWEE mannen zijn in de laatste weken aan onze letteren ontnomen, die wij hier met een enkel woord gaarne herdenken. De eene is gevallen in zijn vollen ouderdom, nadat hij aan onze literatuur geschonken had wat hij naar de mate zijner gaven te schenken had; de andere werd ons ontrukt in den bloei zijner jaren - juist hij, die voor de toekomst nog zoo veel beloofde!
Willem Schürmann
Bleef Dr. Kok vóór alles docent, óók zoo hij handelde over de litteraire kunst, die zijn liefde had - Schürmann was zelf een echte kunstenaarsnatuur, die zijn ideaal, waar 't zijn eigen scheppenden arbeid betrof, zeer hoog stelde. Hem, den voor eenige jaren klagende over een gemis aan veralgemeening, fantasie en voornaamheid in onze hedendaagsche literatuurGa naar voetnoot1), hem is de tijd niet gegund geworden om door eigen werk de reden tot die klacht voor zijn deel te helpen wegnemen. Toch is dat wat hij ons als 't beste van zijn werk heeft kunnen nalaten, ‘De Berkelmans’, ‘De Violiers’, veel meer dan alleen nog maar ‘beloften’; er ligt in dat werk het begin van een schoone vervulling. Zou hij in den nieuwen Rotterdamschen roman, dien hij zich voorstelde te schrijvenGa naar voetnoot1), de gebreken hebben weten te overwinnen die ‘De Berkelmans’, zijn lievelingswerk, nog aankleefden; ja, zou hij ons, misschien, ‘het’ boek van zijn geliefde geboortestad, het epos-van-Rotterdam dat wij wachten, hebben kunnen schenken? IJdele vragen! wij zullen het niet weten, wij zullen dat nieuwe boek niet ontvangen. - En dus herlezen wij ‘De Berkelmans’ en maken ons op naar ‘De Violiers’ als zeker wel de beste wijze om de nagedachtenis van dezen, ook in den engeren kring van die hem persoonlijk kenden, zoo betreurden jongen kunstenaar te huldigen. In het woord van Gaston Paris, dat: ‘ceux qui consacrent leur temps et leur travail à l'histoire littéraire bien entendue, s'ils la font progresser en quelque partie, peuvent être assurés, de ne pas les avoir mal employés’ vond Dr. A.S. Kok de rechtvaardiging voor een deel van zijnen arbeid: zich met nauwgezetheid te verdiepen in het werk van ‘Dichters en Schrijvers’, zooals hij de beide bundels zijner Studiën en Schetsen van Nederl. Letterkunde betitelde, waarin hij ons nader brengt tot Hooft, Huygens en diens tijdgenooten, Jer. de Dekker, het Sonnet in Nederland etc. Dat hij een breede opvatting van zijn critisch-beschouwende taak had kan voorts blijken uit zijn met instemming in het voorbericht van bovengenoemd werk (II) aangehaalde uitspraak van Matthew Arnold: ‘The criticism which alone can much help us for the future, is a criticism which regards Europe as being, for intellectual and spiritual purposes, one great confederation bound to a joint action and working to a common result’. - Ook als vertaler neemt Dr. Kok zijn eigen plaats in. Zijn Dante-overzetting heeft naast de verdienste van de eerste te zijn geweest in ons landGa naar voetnoot2) tevens die van groote nauwkeurigheid (ze verscheen in 1863/64). Dit laatste kan ook getuigd worden Dr. A.S. Kok
van de proza-vertaling van Shakespeare die in 1880 het licht zag. Ook was Dr. Kok een goed Multatuli-kenner. Aan ons tijdschrift leverde hij verschillende bijdragen.
G.v.E. |
|