Een moderne boekbinderij
WAS er voor een vijftiental jaren slechts sprake van een Fransche, Belgische en Engelsche boekbindkunst, thans moet eerlijkheid erkennen dat door systhematischen arbeid, artistieke ontwikkelingsmogelijkheid en kapitaalkrachtigen ondernemingsgeest Duitschland zich ook op dat gebied een belangrijke plaats heeft veroverd. Een ongewone werklust en een aanpassingsvermogen
dat geadopteerden vormen toch altijd iets eigens weet te geven, doen Duitsche binderijen èn wat uitgeversband èn wat handband betreft, soms iets bijzonders en bijzonder-goeds leveren. Maar er is beters nog: Duitsche kunstenaars hebben vormen gevonden die voor onzen tijd en voor de techniek van ons moderne boek wezenlijke beteekenis hebben. Hier ziet men werkelijke boekbinderskùnst, die, voortbouwende op kunnen en kennis van andere meesters, zich een geheel nieuwe, eigene en rijke ornamentiek heeft gevonden en die zich als een levend organisme ontwikkelt en onthult. Maar tegenòver dit alles moet men een pijnlijk erkennen formuleeren: karakterzwakheid en artistieke lichtzinnigheid voeren een groot deel van de ééns leidende, voorgaande kunsteaars tot een gemakkelijk teruggrijpen naar oude vormen en vorm-systemen, die ons begrip en onzen levensinhoud geheel vreemd zijn geworden. En waarom? Slechts om te voldoen aan een ongezonden drang van den kooper - dat is van ‘het publiek’ - naar al wat ‘antiek’ is, wat Louis XV, Empire of Biedermeier heet!
Het sterkste komt dit uit bij den band der groote oplage, bij den ‘Verlagsband’, en Emil Rudolf Weisz en vooral Walter Tieman zijn de pijnlijkste exempels van verval. Steiner-Praag is nooit een karakter geweest, maar Tieman, eens een der meest begaafde boekkunstenaars, is thans gebleken een der zwaksten te zijn tevens, en geenszins een geplaagde door het artistiek geweten. Bewijzen hiervoor zijn overtalrijk te vinden in zijn latere werken. Als voorbeeld geef ik: de nieuwe omslag van het Zeitschrift für Bücherfreunde, dat in zijn pretentieuse naäperij belachelijk is. Zie ook eens den band van de Inselalmanach 1914 en van ‘Ulrich von Hutten’ (Inselverlag). Wanneer men hiernaast zijn vroegere ontwerpen stelt: de indiapaper uitgave van Jens Peter Jacobsen der Insel, of de proeven van zijne letters bij Klingspor, ziet men klaar en duidelijk het triestige verschil. Wanneer men in Frankrijk thans nog werkt met bloemenslingertjes, met tuiltjes en gevleugelde kinderhoofdjes dan kan men, als men nu wil, daarin een soort van eerbiedige trouw aan een schoon en levend verleden zien. Maar in Duitschland! Neen - ik herhaal - hier is overal - en ook op het gebied der boekbandkunst - geestelijk verval.
En wij kunnen ten slotte tevreden zijn dat in Holland de kunstnijverheidbeweging beperkt bleef tot zeer kleinen kring. Daardoor kunnen onze beste kunstenaars ook sterk, karaktervast en onverschrokken principieel zijn. Het is alleen te vreezen dat daaraan een einde zal komen door het drijven van enkele minder trotsche elementen, die komen willen tot het oprichten van een Nederlandschen Werkbond. Naar het voorbeeld en het model van den Duitschen Werkbond. En dat juist nú, nu meer en meer klaar aan den dag komt, dat de Duitsche werkbond niet geworden is, wat men ervan verwachtte. En zoo gaat het met dergelijke omvangrijke kunstgemeenschappen altijd. Ze zijn immer een teleurstelling voor de beteren, omdat men de lauwe, halve en onop-