Den Gulden Winckel. Jaargang 13
(1914)– [tijdschrift] Gulden Winckel, Den– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 160]
| |
Wee, de aarde dreunt: over de oogstvolle velden
Schrijden de legers met hun wreed geraad.
De heerschers hunkren, en der heeren helden
Zoeken de hartstocht der hevige Daad.
Waar is de teedre spanning van het Leven,
Dat volk aan volk en land aan land verbond?
Het Onheil heeft zijn delgend zwaard geheven
En 't Leven ligt in 't hijgend hart gewond.
Van Mr. W.H. de Beaufort is er een artikel over den Oorlog en het Volkenrecht. De schr. behandelt daarin o.a. het verschil van stemming in kleine en in groote landen. De kleine landen keuren af elken oorlog die niet is verdedigingsoorlog tot behoud van bedreigde onafhankelijkheid. Terwijl de bewoners der kleine landen meenen dat hunne levensbeschouwing in een hoogere opvatting der beschaving wortelt, klinkt het hun luid in de ooren, dat zij zich zeer vergissen. Uit de groote landen wordt hun te gemoet gevoerd, dat hunne opvatting de engheid en bekrompenheid verraadt van den kleinen burgerlijken kring waarin zij is ontstaan, dat zij dien ten gevolge niet begrijpen dat er een hooger ideaal bestaat dan familiegeluk, vermeerdering van welvaart en ongestoorde beoefening van kunst en wetenschap, dat er verheven beginselen zijn die op deze wereld niet kunnen zegevieren zoo niet tijdelijk aan de eischen der zedelijkheid en der menschelijkheid het zwijgen wordt opgelegd, en dat de godsdienst waarop zij zich beroepen een temerige godsdienstigheid is, die aan sommige woorden van het Evangelie een flauwe beteekenis hecht maar die geen rekening houdt met den Oud-Testamentischen God, die door de heldendaden en veroveringen van zijn uitverkoren volk verheerlijkt wordt. P.C. Boutens dicht Liederen van Isoude, die zijn als fijngeslepen kristallen. Het boek van Pater B.H. Molkenboer heeft den in Rome vertoevenden heer G.J. Hoogewerff een beschouwing over ‘Roomsche Schoonheid’ in de pen gegeven. Hij vindt veel in het werk te prijzen, maar ook veel tekortkomingen. De tekortkomingen leveren nog eens het duidelijk bewijs, dat het nu eenmaal niet aangaat journalistieke reisheugenissen, saamgevoegd en uit gewerkt, als een ‘boek’ uit te geven. Want hier schuilt de fout! - Dat het met deze dagbladartikelen nog zoo wel lukte, toont aan dat ze in hun soort zeer goed moeten geweest zijn. Te goed: want anders zou de schrijver wel genoopt zijn geweest ze om te werken! Het boek zou met zulk een nieuwen vorm alles gewonnen hebben en allicht zou ook de omwerking geleid hebben tot een andere indeeling. Met wat aanvullende en meer stelselmatige lectuur had veel, dat nu losweg werd neergeschreven, beter belijnd kunnen worden. Het historisch verband, dat in en tusschen de losse bijdragen onwillekeurig zoek raakte, had met oordeel gelegd kunnen worden. Want de schrijver kent de dingen wel en heeft ze goed bezien ook. Voor eenigen tijd verscheen in de Revue de Paris door de zorgen van den dichter Fernand Gregh een posthume roman van Alfred de Vigny: ‘Daphné’. Deze roman - met een préface en aanteekeningen thans ook in boekvorm verschenen, vormt de schakel die Vigny's laatsten dichtbundel ‘Les Destinées’ verbindt met zijn vroegere werken. Over dezen nieuwen roman schrijft in deze Gids-afl. de heer C. Kramer, die begint met er aan te herinneren, hoe de roem van den schrijver van Cinq-Mars en 't drama Chatterton, van Moïse en Eloa geruimen tijd zijn roem voor dien van zijn mededingers moest zien verbleeken, doch hoe 's dichters overtuiging dat het nageslacht hem de hem toekomende eer zou bewijzen in vervulling is gegaan. De roman Daphné voert ons naar 't half-heidensche, half Christelijke Syrië der vierde eeuw. Evenals Chateaubriand in zijn Triomphe du Christianisme schetst de Vigny de worsteling van Hellenisme en Christendom.
Prof. J.F. Niermeyer bepleit meer vrijheid in de opleiding onzer jongelingschap; J. de Wit zet nog eens de beteekenis der Hegelsche Philosophie uiteen; Hélène Swarth zingt van Liefde. ‘Wir würfeln wieder einmal um die grössten Einsätze. Noch vor vier Wochen ahnte niemand, dass Russland ein “Todfeind” sei. Jetzt... Vor Jahren wars England, vorher und zwischendurch Frankreich. Wie 's trifft. Aber wie 's trifft: unsre Bücher und Theater und Philosophen und all das - können wir, glaub' ich, bis auf weiteres einmotten’ (tegen mot bewaren; opbergen). Dit van weinig krijgsenthousiasme getuigend woord van Siegfried Jacobsohn, den hoofdredacteur van Die Schaubühne dient Mr. J.N.v. Hall als uitgangspunt voor een causerie over het Parijsche Theâtre Français gedurende den oorlog van '70. Er blijkt uit dat de Fransche schouwburgen toen heel wat krachtiger dan nu den strijd om 't bestaan hebben volgehouden. | |
Nieuwe Banen.In deze aflevering vinden wij een preek afgedrukt van Dr. A.H. de Hartog over den Oorlog. Om den profetischen geest die er uit spreekt doen wij hier enkele aanhalingen. De prediker-schrijver doet uitkomen hoe alle leven, alle glorie, alle rijkdom, alle cultuur uit oorlog, uit den dood geboren wordt. De spade, de ploeg doet den oorlog aan aan de aardkluit en maakt die aardkluit vruchtbaar tot ons voedsel. Is men dan - roept Dr. de Hartog uit - zóó weinig geestelijk, dat men niet verstaat hoe het àl is uit geboortewee? Leeren wij het niet op catechisatie en bazelen wij het elkander niet na, dat in den duisteren wereldtijd, toen de gansche menschheid aan zich zelf vertwijfelde, Jezus geboren is, het Licht der wereld, God-mensch, en dat de angst van Zijn geboorte is geweest de angst, de barenswee der menschheid? Hooren wij dan niet prediken op Pinksterdag, dat als de zon van Uw kapitaal en de maan van Uw liefste kind verduisterd wordt en veranderd in bloed, dat dan de dag Gods komt?...... En daarom: vooruit! in Gods naam vooruit. Wie omziet is niet bekwaam tot het Koninkrijk Gods...... ‘En haar kind werd weggerukt’. Is er één kreet, één schreeuw, één krijsch, die in onze dagen beter wordt verstaan dan deze bittere klacht: ‘Haar kind, haar zoon werd weggerukt!’ O vrouwen, vrouwen, wat lijdt Gij weer smartelijk! O moeders, moeders, wat hebt Gij weer de zwaarste offers te brengen! Niet waar mijn jongens, mijn soldaten, als wij aan onze moeder | |
[pagina *10]
| |
denken - de mijne is al dood maar de Uwe krijt misschien in een hutje op de hei - dan wordt ons hart week. Het is lichter te vechten, niet waar, dan het zware lot van Uw moeder te deelen! En daarom, ja de moeder, de moeder draagt weer het offer in onze dagen. O grauwe haren, die ongetroost in het graf zinken, oude oogen, die U nog blind moet weenen waar Uw laatste zoon, Uw eenige troost, Uw steun op het slagveld ligt te verstijven! Zullen wij dus dezen wereld-gang beschouwen als een straf? Ja, dat is het zeker! Zoolang Gij natuurlijke menschen blijft, zelfzuchtig, raakt de wereld den oorlog niet uit en de oorlog de wereld niet uit. Zoolang Gij op Uw zolderkamer blijft schrapende en gierende naar U toe, hechtende aan Uw laatsten verschimmelden en verschoven penning, zoolang komt er geen vrede in deze wereld. Zoolang de vorst en zoolang de bedelaar zegt: ‘Hier!’ zoolang wordt er geen vrede geboren. Maar zoodra Gij, smidsknecht, en zoodra Gij, millionair, in God staat als een offer, zoodra het uit heeft onder ons met al dat schelden op elkander en wij onder één zegen staan, den zegen van het verliezen, van het kruis, van den Christus, dan zal de oorlog de wereld uit zijn geleefd, uit zijn gezongen, uit zijn geofferd...... | |
De Nieuwe Gids.Veel minder ‘optimistisch’ dan Dr. de Hartog is ten opzichte van den Oorlog Frans Erens, die zijn ‘Dagboek van een Grensbewoner’ vervolgt. Vanwaar die neerslachtigheid bij de meeste menschen, ook bij hen die weinig verliezen, die ten minste daaraan in de eerste plaats niet denken? Er is hier iets, dat zoo maar niet te verklaren valt. In het onbewuste begint nu zich te roeren het gevoel van machteloosheid. Terwijl men vroeger alles dacht te kunnen, komt nu de idee naar boven, dat men niets meer kan. Dat is de tragiek: het voelen der grens van zijn eigen ik; de grens die men niet heeft gewild, maar toch voor zich zelf uit eigen beweging wilde stellen aan zich zelf. Zich zelf ‘beschränken’ wilde men, maar niet dat anderen dit deden. En welke anderen? De machine, het kanon van 42 c.M. en het mitraille-geweer. Dat is de dood van den heldenmoed. Dat lokt de neiging zich weerloos te stellen als een schijf, die moet worden doorschoten. Ieder voelt dat het niet meer gaat pro aris atque focis, maar voor niets dan een caprice. G. van Hulzen vervolgt zijn roman van 't Lichtende Strand en publiceert thans enkele Minnebrieven van de ‘zij’, die, naar hij zegt, autentiek zijn. Heel intrinsiek-belangrijk kunnen wij die brieven tot nu toe niet vinden. Van Aart v.d. Leeuw zijn hier eenige bladzijden proza over een ouden Wandelaar, een zonderling, met een deukig grasgroen hoedje, maar wiens ‘waanzin’ de schrijver ‘zeer benijdde in (zijn) hart’. Kloos bespreekt Ligthart's ‘Jeugdherinneringen’, | |
Groot-Nederland.De tooneel-directeur Heijermans heeft zich door zijn vriend, den auteur Falkland, laten verleiden tot wat de auteur Heijermans zou noemen: ‘een fatale grap’. Zoo schreef De Hofstad over Falklands schavuiten-klucht: Robert, Bertram en Comp., die thans door de N.V. ‘Tooneelvereeniging’ op de planken is gebracht en die men tevens als lectuur kan genieten in deze aflevering van Groot-Nederland. Wat ons betreft - ons genot was maar matig; wij hebben in deze opeenhooping van flauwiteiten geen smaak kunnen vinden. Voorts treffen wij in deze aflevering: De Ongelukkige, door Louis Couperus. - Confiteor, door Herman Middendorp. - Feest, door Valère v. Glabeke. - Literatuur, door J.L. Walch. | |
Ons Tijdschrift.INHOUD. Verbonden, door J.M. Westerbrink-Wirtz. - Verzen, door Nellie. - Over Spinoza, door J. Petri. | |
Stemmen des Tijds.INHOUD. Uit het Land van den Draak. Reisbrieven van H. Colijn. Door Midden-China. - De christelijk-sociale overtuigingen in Frankrijk, door Dr. J.R. Slotemaker de Bruine. - Peter Rosegger, door Dr. J. Riemens. - Eene belangrijke studie over oude religies, door Dr. C. van Gelderen, - Dien avond .... door Heinrich Petermeijer. - Economische Kroniek, door Mr. P.A. Diepenhorst. | |
Onze Eeuw.INHOUD. These, synthese, antithese, democratie, door Jhr. Mr. H. Smissaert. - Mr. J.R. Thorbecke als verzorger van 's lands weerbaarheid, door Mr. W.J.M. Benschop. - Het pragmatisme van William James, door Prof. J.D. van der Waals Jr. - Nicolaas Heinsius in Italië (1646-1648), door Dr. A.H. Kan. - Dante Gabriel Rossetti, door J.C.G. Grasé. - Oorlogswee, door Prof. Dr. P.J. Blok. - Binnenlandsch Overzicht (Zorgen), door C.K. Elout. - Gedichten, door Jan J. Zeldenthuis. - Verzen, door Dr. P. Otten. - Leestafel. | |
Elseviers Geïllustreerd Maandschrift.INHOUD. Buiten-tekstplaat: Serimpi-Danseres, Java. Driekleurendruk, naar een aquarel van Emilie van Kerckhoff. - Over dans en spel in het verre oosten, door Emilie van Kerckhoff, met 20 illustratiën. - Een hoofdstuk over de Hollandsche parkkunst, door Max Eisler, met 7 illustratiën. - Een bezoek aan Waterloo, door Leopold Aletrino, met 3 illustratiën. - Herfstschemering, door Laurens van der Waals. - Steenen leugen, door Ellen. - Een lieve jongen, door Gerard van den Hoek. - Wraak, door Henriette Barbe. - Verzen, door Richard de Cneudt. - Kroniek. - Boekbespreking, door H.R. - Een herinnering, door H.R., met 2 illustratiën. - Duitsche kunstnijverheid, door R.W.P. Jr., met 2 illustratiën. - H.A. van Oosterzee, door A.O., met 2 illustratiën. - Herman Moerkerk, door C.V. | |
De Hollandsche RevueINHOUD. Intérieur. (Fotografische opname van den heer A.S. Weinberg te Groningen). Frontespiece. - Wereldgeschiedenis. - Belangrijke Onderwerpen: De Wereldoorlog en Nederlandsch-Indië. - Bewijzen van het leven na den dood. - Het groote slagveld van Europa. - Het verwoeste Visé. - Karakterschets: Anna Polak. - Revue der Tijdschriften. - Het boek van de maand: ‘De Vredesbeweging’, door Mr. H.J. de Lange. - | |
Omhoog.Bevat o.a. een artikel over ‘Paul's Ontwaken’, door G.H. van Senden. |
|