schijn makkelijker te geven is dan werkelijkheid.
Toch zijn er onder de romanbewerkers, die genoeg artistiek geweten hebben om met eigen gevoelens en inzichten niet radicaal in conflict te willen komen en daarom er naar streven het ‘juste milieu’ te bewandelen. Ja, die nog verder gaan en, zonder dat het publiek het bemerkt, en als voor eigen genoegen bijna, hun gegeven zoozeer uitdiepen, dat ze de innerlijke kern raken. Tot een dier zulken - en zeker niet de minste - behoort Hermann Bahr, over wien ik hier het een en ander zeggen wilde.
* * *
Bahr is bij ons als tooneelschrijver niet meer onbekend.
‘Das Prinzip’, ‘das Kind’ en meerdere zijn bij ons over de planken gegaan en niet zonder succes. Deze werken hebben ons ook geleerd, dat Bahr ‘iets te zeggen heeft’, zooals men dat noemt. Hij toont zich hier van een paedagogischen kant, nl. van den kant van een, die rechtspreekt over de maatschappelijke opvoeding van den mensch. En naar zich begrijpen laat: niet ten gunste van ‘beklaagde’.
Behalve deze tooneelstukken zond Bahr nog een aantal psychologische romans de wereld in, welke hem ook weer van den kant van censor over het maatschappelijke leven doen kennen.
Zijn critiek is meer dan alleen interessant, zij is, doordat deze in den vorm van een kunstwerk gegeven wordt, tegelijk lakend en verklarend. De romans van hem, die het meest aandacht verdienen, zijn ‘Die Rahl’ en ‘Theater’.
De romanschrijver Hermann Bahr is in den loop zijner ontwikkeling van het abstracte tot het reëele gekomen. Hij kwam van gedachten-kunst tot levende kunst, en wat hij in het begin uitsluitend in denkformules vastlegde, leerde hij later uitspreken in na te voelen leven.
‘Die Rahl’ is het eerste werk, waarin hij zich zelf begint te overtreffen. Hier laat hij den denker achter den voeler treden en schiep hij een psychologie, die ons weet te pakken door haar levende warmte.
‘Die Rahl’ is de beroemde tooneelspeelster, die van haar eigen psyche nooit kennis kan nemen, omdat zij die niet heeft, voortdurend een ander is en ook in haar particuliere leven niets anders dan een tooneelspeelster blijven kan. Het teekenendst geeft Bahr dit in de onrust van den schilder Höselind, aan wien wordt opgedragen voor de eeregalerij van den schouwburg haar portret te schilderen, en die daarin niet slaagt zoolang zij voor hem poseert en probeert niemand te zijn, d.w.z. zichzelf. Zoodra hij het werk mee naar huis heeft genomen, en naar zijn herinnering schildert, wordt het ‘die Rahl’. In een gesprek met haar beschrijft hij haar gelaat als een ‘nul’! Dit is het gevaarlijk woord, dat haar aan zich zelf doet twijfelen.
De psychologie dier tooneelspeelster is door den beschouwer en beoordeelaar Bahr zeer uitgediept, terwijl een zekere luchtigheid in den schrijftrant het werk ook voor oppervlakkige lezers onderhoudend maakt. Hij heeft aan zijn eigen boek meer dan ooit de uitspraak, die er in voorkomt, bewaarheid: ‘Hinter den Worten liegt die Welt!’ Er is in dezen roman een eigenaardige verborgenheid. Het leven verbergt zich achter het woord, de fijne analyseerende menschelijkheid van den schrijver achter voorgewende koelheid in den stijl, als beheerscht door een te groote verstandelijkheid. Maar in iederen zin klopt het levenswarme, dat juist zoo treft omdat het niet terstond zich opdringt. Zoo geeft dit werk een tweeledig genot.
En voor wie goed luisteren kunnen is achter alles nog te hooren: de weemoed van den schrijver om veel gevallen en bedrogen schoonheid. -
Sterker nog is dit weemoedsgevoel uitgesproken in den kleinen Weener roman ‘Theater’.
Hier is ook een tooneelspeelster de hoofdpersoon, een kind van louter intuïtie en zonder inzicht. Ze speelt haar rollen met instinct, en wanneer men die voor haar gaat ontleden begrijpt zij er niets meer van. Een jonge theaterschrijver, die met zijn eerste werk, waarin zij optrad, door haar succes behaalde, wordt op haar verliefd en gaat met haar samen wonen. Typisch is nu, dat er tusschen hen niets over kunst mag gesproken worden en zij alleen belangstelling heeft voor beuzelarijen, zooals haar poppen, waarvan zij een geheele verzameling heeft aangelegd. Als het nieuwe werk van den jongen man daarop geen succes heeft, laat zij hem weer in de steek.
Dit gegeven is wederom met meesterschap door Bahr bewerkt. De roman is hier niets dan een uitgebreide novelle, en geheel in den gesprektoon geschreven. Bovendien wordt de geschiedenis verteld door den bedrogen jongen man zelf, zoodat een aanleiding er toe aanwezig was.
Wat de beide genoemde romans van Bahr nog interessanter maakt is de analyse van levenstoestanden, die den Hollander geheel onbekend zijn. Het menschelijke in onmenschelijke verhoudingen dringt hier wederom de waarheid op den voorgrond, dat de mensch, in welke omstandigheden ook geplaatst en in welke ontaardingsvormen zich ook uitend, nimmer kan ophouden