Den Gulden Winckel. Jaargang 13
(1914)– [tijdschrift] Gulden Winckel, Den– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 65]
| |
Engelsche proletaren-poëzieNature Poems and Others, by William H. Davies.
| |
[pagina 66]
| |
van bosch en veld en lucht, hij beklaagt de armen die sloven en slaven voor een karig loon: What, free!
When masters, who hate Liberty,
Can in their height of power and greed
Force weaker men to serve their need?
Al de geluiden, van den sidderenden wazigen morgen, van den klaar-open middag, van den soberen avond en den suizelenden nacht, heeft hij opgevangen in zijn vagebondeerend bestaan, hij is er mee vertrouwd als met water en brood, en met gemeenzaam ruischen vullen ze zijn lied. De dolende winden zijn z'n kameraden, de regen maakt voor hem muziek en de schichtig-schietende avondvlinders herinneren hem dat ‘life's but a span’. Als hij stad en land wil tegenover elkaar stellen, dan luidt het: The City has dull eyes,
The City's cheeks are pale;
The City has black spit,
The City's breath is stale.
The Country has red cheeks
The Country's eyes are bright;
The Country has sweet breath,
The Country's spit is white.
Dull eyes, breath stale; ink spit
And cheeks like chalk - for thee;
Eyes bright, red cheeks; sweet breath
And spit like milk - for me.
In dit vrij drastische versje wordt al de blijheid van zijn onbezorgd, devil may care bestaan opgesomd. Den leeuwerik bezingt hij onder den naam van ‘day's black star’, en voor hen die Shelley's grootsch poëem en Hoggs en Wordsworths geestdriftige liederen op denzelfden vogel kennen, moge dat van den super-tramp hier ook een plaats vinden: Is it that small black star,
Twinkling in broad daylight,
Upon the bosom of
Yon clouds so white -
Is it that small black thing
Makes earth and all Heaven ring!
Sing, you black star; and soar
Until, alas! too soon
You fall to earth in one
Long singing swoon;
But you will rise again
To heaven, from this green plain.
Sing, sing, sweet star; though black
Your company's more bright
Than any star that shines
With a white light;
Sing, Skylark, sing; and give
To me thy joy to live.
Hij bezingt ook de nachtegalen die van verre komen, rijker beladen met kostbare tonen dan schepen bevracht met ivoor en paarlen en goud, maar nòg rijker in tonen zullen ze terugkeeren. When you take my Love's sweeter ones
Back in your throats...
Hij bezingt zijn gelukkig leven ver van het gegons van menschelijke hebzucht te midden van alles ‘was da kreucht und fleugt’, hij roemt zijn gezonden, diepen slaap, de wisselende stemmingen van de natuur en zijn trotsch Kymrisch land van Wales: ‘Nay, Wales is Wales throughout, and of one pride’. Al de vreugd van de weiden is over hem, wanneer hij herdenkt hoe hij in zomerdagen en -nachten ze doorkruiste en hij voelt de Maartsche vlagen in zijn haar en op zijn handen; een schoone vrouw leert hem begrijpen wat Helena eenmaal was, en voor geld heeft hij een groote minachting: When I had money, money, O!
I knew no joy till I went poor;
For many a false man as a friend
Came knocking all day at my door.
Then felt I like a child that holds
A trumpet that he must not blow
Because a man is dead; I dared
Not speak to let this false world know.
Ik heb mij veroorloofd hierin eenige regels te onderstrepen, omdat ze m.i. zoo bizonder goed zijn en van een niet gewone fantasie getuigen. Op een mooien ‘Mayschen morgenstont’, als tienduizend dartelende vogels joelen en zingen, de bijen hun diepen bas laten rondgonzen en alles glanst en juicht, ziet hij 't gebeuren hoe one black Bee did come along,
A big, black bully, fat and strong,
And saw my Lady Butterfly,
Who, dreaming sweet romance, did lie
Laxy on a red flower; and he,
Vexed she'd not toil like Ant or Bee,
Buzzed in her ears, and grumbled so -
She must at last arise and go.
Deze man is met al zijn landlooperij lang niet ongeschoold. Zijn verzen zijn zuiver en hij heeft een fijn oor voor taalmuziek; vooral de invloed van William Blake, met name in kortregelige gedichtjes als ‘The Muse’, ‘To a Butterfly’, ‘Nature's Friend’, ‘The Moth’, ‘School's Out’, ‘A Summer's Noon’ enz., is duidelijk merkbaar, zoo zelfs dat we alleen zijn stem meenen te hooren. Verder is er ook nawerking van R.L. Stevenson. Maar een gedicht als ‘A Maiden and her Hair’ lijkt me wel heelemaal oorspronkelijk, aldus beginnend: Her cruel hands go in and out,
Like two pale woodmen working there,
To make a nut-brown thicket clear -
The full, wild foliage of her hair.
Davies is ook onder meer de auteur van het prozawerk ‘The Autobiography of A Super-Tramp’, waarvoor G.B. Shaw een voorrede schreef.
* * *
In L'Envoi, waarmede Robert Service zijn gedichten besluit, zegt hij o.a.: | |
[pagina 67]
| |
Little of joy or mirth,
Little of ease I sing;
Sagas of men of earth,
Humanly suffering ...
Het is dan ook een in verschillende toonaarden herhaald lied van streven en mislukken, van zoeken en niet-vinden, van Argonautenzwoeging om het lokkend goud; en als het goud werkelijk is gevonden, dan is er nòg geen rust, dan wordt het goud opgemaakt en dan weerklinkt steeds de roep van het goudland, van het land met de groote stilten, de wijde vlakten, de niet te volgen rivieren, de trotsche bergen. Dit wordt uitgewerkt in ‘The Spell of the Yukon’, een gedicht van negen coupletten, waarvan ik het eerste en de beide laatste aanhaal om een denkbeeld van het geheel te geven: I wanted the gold, and I sought it;
I scrabbled and mucked like a slave.
Was it famine or scurvy - I fought it;
I hurled my youth into a grave
I wanted the gold and I got it -
Came out with a fortune last fall, -
Yet somehow life's not what I thought it,
And somehow the gold isn't all.
They 're making my money diminish;
I'm sick of the taste of champagne.
Thank God! when I'm skinned to a finish
I'll pike to the YukonGa naar voetnoot1) again.
I'll fight - and you bet it 's no sham-fight;
It's hell! - but I've been there before;
And it's better than this by a damsite -
So me for the Yukon once more.
There's gold, and it's haunting and haunting;
It's luring me on as of old;
Yet it is n't the gold that I'm wanting,
So much as just finding the gold.
It's the great, big, broad land 'way up yonder,
It's the forests where silence has lease;
It's the beauty that thrills me with wonder,
It's the stillness that fills me with peace.
Als een Leitmotiv gaat het door zijn werk, de wildernis die hem niet met rust laat, die hem altijd roept en van verre hem wenkt als een trotsche, schuwe, gebiedende geliefde, wier stem hij moet gehoorzamen, die hij steeds moet volgen, want ‘the wild is calling, calling... let us go’. Het is als Kiplings kreet: ‘if you hear the East a-calling’, maar bij dezen man is het het Westen, het wilde Westen met zijn vreemd-betooverende, onuitsprekelijke pracht: Have you gazed on naked grandeur where there's nothing else to gaze on,
Set pieces and drop-curtain scenes galore,
Big mountains heaved to heaven, which the blinding sunsets blazon,
Black canyons where the rapids rip and roar?
Have you swept the visioned valley with the green stream streaking through it
Searched the Vastness for a something you have lost?
Have you strung your soul to silence? Then for God's sake go and do it;
Hear the challenge, learn the lesson, pay the cost.
Is het niet als het rollen en bruisen van een stortrivier, als het ‘geluid van vele wateren’, deze regels met hun dreunenden gang en vastberaden klank? Zij doen denken aan de onstuimigheid en de vurige vaart van een Swinburne en Victor Hugo. Deze poëzie is van een grootere allure dan die van Davies: bij hem vinden we 't eenvoudig genot in de natuur, de ‘Freude am Dasein’ in de heerlijk om hem bloeiende wereld; voor Service is de natuur een imperieuze, tyrannieke gebiedster, die hem slaat en buigt onder haar hoogheerlijk geweld. Daarom moeten er naar den Yukon geen halvelingen, memmen en papzakken; de droesem en het schuim worden meedoogenloos verzwolgen en verdelgd: This is the law of the Yukon, and ever she makes it plain:
‘Send not the foolish and feeble; send me your strong and your sane
Strong for the red rage of battle; sane, for I harry them sore;
Send me men girt for the combat, men who are grit to the core;
Swift as the panther in triumph, fierce as the bear in defeat,
Sired of a bulldog parent, steeled in the furnace heat.
Send me the best of your breeding, lend me your chosen ones,
Them will I take to my bosom, them will I call my sons;
Them will I gild with my treasure, them will I glut with my meat;
But the others - the misfits, the failures - I trample under my feet.
Dissolute, damned and despairful, crippled and palsied and slain,
Ye would send me the spawn of your gutters - Go! take back your spawn again’.
Hierboven is de naam van Kipling genoemd, en deze schrijver is het die den meesten, ik zou haast zeggen den eenigen - maar dan ook een overwegenden - invloed op Robert Service heeft gehad. Het verhaal bijv. ‘The Parson's Son’ is in echt Kiplingese. ‘The Lone Trail’ is het eenzame spoor, waarlangs zij allen gaan, die het avontuur roept, die door rusteloosheid in de verten worden gedreven, die in arktische of tropische eenzaamheden gaan vervullen wat hun innerlijke stem gebiedt; in de woestijn sterven ze van dorst, bij het kampvuur onder de wilde bergen verhongeren ze, overal waarheen ze geleid worden is verderf en verschrikking: And sometimes it leads to the Southland, to the swamp where the orchid glows,
And you rave to your grave with the fever, and they rob the corpse for its clothes.
And sometimes it leads to the Northland, and the scurvy softens your bones,
And your flesh dints in like putty, and you spit out your teeth like stones.
En hoe men ook somtijds zegeviert over de wildernis, en hoe men er zich aan ontwringt en ontworstelt, telkens weer komt de roepstem, het manend geluid, het lokkende lied, ‘the olden lure, the golden lure, the lure of the timeless things’, en het eind zal wezen de ondergang, zooals zij | |
[pagina 68]
| |
zijn ondergegaan, die den lokkenden roep en het manend geschal niet hebben kunnen weerstaan. Dat zegt hij in de beide laatste strofen van het sterke lied ‘The Heart of the Sourdough’: I have flouted the Wild. I have followed its lure, fearless, familiar, alone;
By all that the battle means and makes I claim that land for my own;
Yet the Wild must win, and a day will come when I shall be overthrown.
Then when as wolf-dogs fight we've fought, the lean wolf-land and I;
Fought and bled till the snows are red under the reeling sky;
Even as lean wolf-dog goes down will I go down and die.
Een ballade vol spanning is ‘The Shooting of Dan McGrew’, en zoo zijn er meer, geschreven in de lange regels met deinenden maatgang als hierboven zijn gegeven. Ofschoon zulke gedichten de meerderheid vormen, slaat de dichter nu en dan ook teederder tonen aan, hetgeen moge blijken uit het gedichtje ‘My Madonna’, dat ik tot besluit wil geven om dezen dichter van strijd en avontuur ook van een andere zijde te doen zien. I haled me a woman from the street,
Shameless, but, oh, so fair!
I bade her sit in the model's seat,
And I painted her sitting there.
I hid all trace of her heart unclean;
I painted a babe at her breast;
I painted her as she might have been,
If the Worst had been the Best.
She laughed at my picture, and went away.
Then came, with a knowing nod,
A connoisseur, and I heard him say:
‘'Tis Mary, the Mother of God’.
So I painted a halo round her hair,
And I sold her, and took my fee,
And she hangs in the church of Saint Hilaire,
Where you and all may see.
EDWARD B. KOSTER. |
|