| |
Letterkundig leven uit de maart-tijdschriften
Groot-Nederland.
Cyriël Buysse publiceert in den vorm van een dagboek een reeks indrukken van zijn zomerleven op den Molenberg, beginnend met zich te verontschuldigen dat hij le moi haïssable maar aldoor aan 't woord zal laten. Louis Couperus vervolgt zijn Moorsch verhaal ‘De Ongelukkige’, Wagenvoort zijn roman uit het Italiaansche muziekleven. Herman van Puymbroeck gaat verder met zijn Eeckhoudstudie en staat ditmaal stil bij het eerste prozawerk van dezen schrijver, dagteekenend uit de periode dat hij in Brussel zich gevestigd had als redakteur van het doktrinair-liberaal orgaan ‘l'Etoile Belge’, de periode waarin hij met Max Waller, Verhaeren, Giraud, Gilkin e.a. zich in het tijdschrift la Jeune Belgique vereenigde tegen de filisterij van 't officialisme littéraire. Met Eeckhouds Kees Doorik (1883) was de tijd van zoeken en beproeven, waaruit zijn gedichten stammen, voorbij. Dit korte prozaverhaal werd de grondslag voor heel zijn lateren arbeid. Al deinsde Eeckhoud voor het krasse en ruwe niet terug (zie het gestoorde liefdesavontuur van Kees en Annemie na den onweersavond, de Kermis van Putte met de zwijnerij van
| |
| |
Jurgen, de vechtpartij van Jurgen en Kees etc.) toch doet Puymbroeck uitkomen dat E. nooit, als de naturalisten, koel copieert. Deze schr. legt in zijn werk iets van uitbundige, heidensche verheerlijking, waardoor het stoffelijke wordt geïdealiseerd, d.w.z. er een geestelijk bestanddeel aan wordt toegevoegd.
Dr. J.L. Walch geeft zijn Dramatisch Overzicht.
| |
Stemmen des Tijds.
Dr. W.J. Aalders' Reisindrukken (ditmaal van Egypte) doen niet denken aan het kleurige, gloeiende, visionaire proza van van Looy; de heer Aalders is geen kunstenaar, doch een man van breede eruditie en helderen blik; iemand wiens gezelschap men zich op reis zeker niet beklaagt. ‘Geen enkele biograaf van Gladstone’, aldus Dr. M. Visser, ‘heeft voldoende gebruik gemaakt van de geschriften des grooten mans, om den geestelijken, niet politieken Gladstone te beschrijven’. Dr. Visser doet thans een poging tot schetsing van G. als denker, als literair en als kerkelijk man. O. Ruysch geeft het eerste deel van een novelle ‘Roeping’: de geschiedenis van een impressionabelen knaap, die op school nu eens voor klasse-clown speelt, dan weer vol hooge gedachten voor zijn toekomst als prediker vervuld is; tot zijn vader failliet gaat en sterft, er van dominee worden voor Henk geen sprake meer kan zijn. Wij verlaten den jongen als bediende op een kantoor. Of hij ook dáar zijn roeping volgen kan zal het slot ons waarschijnlijk leeren. Prof. H.M. van Nes causeert over Verdraagzaamheid.
| |
De Gids.
‘Een Geval van Tooneelbescherming’ stelt Johan de Meester ons voor. Een acteur heeft een stuk geschreven dat door zijn directeur op aandrang van een invloedrijk begunstiger terstond van het repertoire wordt genomen als blijkt dat dit stuk dingen beschrijft compromitteerend voor een bekend beursman, vriend van den voornoemden tooneelbegunstiger. Een actricetje houdt echter haar vriend den schrijver de hand boven 't hoofd en weet door een gelukkigen samenloop van omstandigheden (een collier dat door 's gezegden begunstigers nonchalance bij zijn dochter inplaats van bij haar, zijn geadoreerde, wordt bezorgd) alles tot een goed einde te brengen.
Als nu eens een ander dan Johan de Meester dit dingsigheidje had geschreven - zou het dan...?
Dr. M.A. van Herwerden heeft in de nalatenschap van zijn grootvader, Prof. Dr. I. van Deen, een verzameling brieven gevonden van Moleschott, geschreven in een tijdperk omvattend de geboortejaren der experimenteele physiologie. Uit deze brieven in verband met een paar andere collecties liet zich de geschiedenis samenstellen van een vriendschap tusschen de drie Physiologen: Moleschott, van Deen en Donders, welke geschiedenis ons dit Gids-nr. biedt. Van Boutens is er een Rei van Vrouwen in Jozefs Hof (voor muziek geschreven), waarin deze coupletten:
Hij heeft mijn zwakke schromen
Verkloekt tot daden sterk,
De scheur in zijn doorstoken zij.
Daar werd mijn hart beslopen
Van overluchtsche vreugd...
Met Gods vermoorde lieflijkheid
Prof. R.C. Boer vervolgt zijn reisdagboek uit IJsland, R.P.J. Tutein Nolthenius prijst het in de serie Villes d'art célèbres opgenomen werkje van L. Dumont-Wilden over Amsterdam et Harlem als een studie waarin wij Hollandsche steden met Belgische oogen, ja, maar oogen die frisch en onbevangen te zien weten, aanschouwen kunnen. N. van Wijk noemt het Handboek der Ned. Taal van Dr. Jac. van Ginneken S.J. (ook D.G.W. zal hier een artikel over brengen) een boek dat genot geeft, óók aan de leeken in 't vak der taalkunde. Albert Neuhuys wordt herdacht door Dr. Jan Veth. Verzen van Marie Koenen en J.I. de Haan.
| |
Elseviers Geïllustreerd Maandschrift.
Schilder-van-de-Maand is Etienne Bosch, wiens leven en werk door P.C. Hamburg beschreven wordt. Vooral zijn Italiaansche aspecten (van Rome, Napels, Venetië) trekken de aandacht. Behalve het wel wat eindelooze artikel van Dr. de Visser over de Japansche Kleurendrukken in het Ethnographisch Museum en een Overzicht van Britsch-Indische Kunst en Kunstnijverheid, alles met de noodige illustraties, vinden wij dan als literaire bijdragen een klein liedje van P. Otten, het fragment uit een episch gedicht ‘De Zon’ van Karel van de Woestijne (zouden de doorsneêlezers van Elseviers dit kunnen waardeeren?) en het vervolg van Robbers' nieuwen roman ‘Hélène Servaes’.
Ditmaal worden we binnengevoerd in den huiselijken kring van Fokkema, den man die Hélène zou willen trouwen als zijn vrouw er in kon toestemmen te scheiden, er geen finantieele moeilijkheden waren en ... als hij van zijn kinderen, zijn Tonie, Dries en Letteke, die wij over deze bladzijden zien heenwemelen, kon afstand doen! Mevr. Fokkema is een drakig mensch, en we begrijpen wel eenigszins dat haar man genoeg van haar heeft.
Nog noemen wij 't vervolg van Nyenkamps Dramatische schetsen ‘O die Hoogere Burgerschool’. Wij worden ditmaal in een leeraarsvergadering binnengeleid: linoleumzeil, koeharen karpet, op karton geplakte rooster, groene tafel met rapportlijsten, aanteekenboekjes. Brrr!
| |
De Nieuwe Gids.
Jac. van Looy gaat voort aan zijn Zebedeüs ‘nieuwe bijlagen’ toe te voegen. ‘Grillig is het lierdeverlangen, onberekenbaar, onbestemd, al maar zoekend naar bevrediging der ziel, der zinnen, sluimerend soms, maar door een enkelen blik, een woord oproepend de vonk die overspringt en heel 't gemoed in laaie zet’. Aldus philosopheert G. van Hulzen als inleiding tot een gesprek, een ziele-, een zinnenberoering tusschen een hij en een zij aan het lichtende strand.
Een op 't eerste gezicht juist in dit tijdschrift eenigszins wonderlijk doende bijdrage is die over ‘den strijd om het ambtsgewaad der Predikanten’. M.C. Stolk toont in haar beschrijving van het leven van Susan B. Anthony ‘wat één vrouw vermag’ op 't gebied van den strijd voor vrouwenrechten.
Frans Erens schrijft een lezenswaard essay over den dichter Ronsard, de schaduw van wiens gestalte den franschen bodem bedekt gedurende de geheele zestiende eeuw, zooals die van Voltaire de achttiende, die van Victor Hugo de negentiende! Ronsard leefde het gevoelsleven der schoonheid zonder verpoozing, maar:
door zijn heftig gevoelsleven, in daden en uitspattingen omgezet, verbrak hij de harmonie van zijn wezen en een vroege ouderdom sleepte hem van de eene ziekte in de andere. Hij wist niet, zooals Goethe, zich zelf in evenwicht te houden, was in dat opzicht een fatalist en beweerde, dat de mensch zijn passies niet kan bedwingen, maar dat hij door een onverbiddelijk noodlot, door zijn driften en passies wordt voortgezweept. En ja, hoe oppervlakkig Ronsard ook velen lijkt, hij beredeneerde zijn sentimenten meer dan de meeste schrijvers van literatuurge-
| |
| |
schiedenissen wel willen aannemen. Zijn gedichten wemelen van intieme bizonderheden en noch in de zeventiende, noch in de achttiende eeuw is er een dichter geweest, die hem daarin nabij komt. Men moet tot de allernieuwste opklimmen, om eenige overeenkomst te vinden. Hij is direct en pittoresk, oprecht en aanschouwelijk. Daarbij komt het prachtige van zijn geluid, en hierin is hij in zijn taal onovertroffen. Hier is ook de groote overeenkomst met de dichters van den lateren tijd. Lamartine en Hugo, Baudelaire, Verlaine en Moreas, zij doen dikwijls aan hem denken. Menige bewonderaar van Verlaine vergeet heden ten dage te dikwijls, dat diens rhytme en geluid even schoon en innig, zoo niet nog meer bij Ronsard zijn te vinden.
Dr. J. de Jong roept de Maecenaten op tot stichting van een Hollandsche Opera; Frans Vink schrijft over Prof. Riemann en de Toonkunstpractijk. J.R. van Stuwe brengt ons in kennis met den jongen Engelschen dichter John Masefield; Frans Netscher behandelt in zijn Dramatisch overzicht de nieuwste creaties van den ‘jonker-industrieel’ v. Riemsdijk en den ‘armen artiest’ Querido. Het lot heeft vreemde grillen. De rijke jonker leverde confectiewerk, dat geld inbrengt; hij die van zijn pen moet leven een kúnstwerk, dat de kas geen voordeel geeft en dus al weer van 't repertoire is afgenomen. Kloos prijst van Looys ‘Reizen’.
| |
Onze Eeuw.
De aflev. opent met een novelle van Raëskin: Nonneke. Prof. Th. Bussemaker schrijft over John Bright; Prof. J. de Zwaan over het Karakter der Grieksche Kerk en het Hellenisme. C.K.C. Herckenrath heeft een voordracht afgestaan door hem het vorig jaar gehouden in Genua, Bologna en Florence. Een levende taal als wereldtaal is 't onderwerp. Schrijver toont o.a. uitvoerig aan waarom de kunstmatige talen als esperanto of ido minstens even moeilijk te hanteeren zijn als een of andere bestaande taal, en gaat dan na in hoeverre elk der levende talen de eigenschappen bezit dic haar als wereldtaal zouden bruikbaar doen zijn, waarbij hij tot de conclusie komt dat het Italiaansch zich daar het best toe leent.
Verzen geeft Jacqueline E. van der Waals.
| |
Ons Tijdschrift.
Dit maandschrift, dat in de laatste jaren in ‘Stemmen des Tijds’ een duchtige concurrent naast zich heeft gekregen, toont zijn eigen karakter vooral steeds in den ‘Terugblik’, die meest over politieke onderwerpen handelt. In de poëzie van P. Minderaa zijn wel hier en daar goede dingen, als deze regels:
En 't zacht-verteederd schemergrijze licht
gaf stille zeeg'ning op haar fijn gezicht...
Ook het laatste couplet van 't laatste gedicht:
Jonge dichter, blijde droomer
hoort aan 't open raam heur zang,
voelt zich wiegen zoet en loomer.
Turend over de akkers, lang,
Ziet hij Gods verborgen gang
door den grooten, gouden zomer.
Van G. Schrijver treffen we een schetsje aan uit het leven van die menschen, die door hun godsdienstige overtuiging als een wereldje apart vormen, waarin ze hun eigen, van de buitenwereld onbegrepen, vreugden beleven en hun strijden, zulke kleine en toch zulke ijselijk ernstige strijden, te strijden hebben. Waarom boer Bastenburg eerst géén ouderling wilde worden en géén gezangen zingen, en later - nadat hij als Jacob met den Heere geworsteld heeft en gezegd: Heere às Je dan toch 't gebed verhoort van wie Je aanroepen in benauwdheid, let dan nou 's op Bastenburg - waarom hij daarna wèl ouderling worden wil en wèl gezangen zingen - dit vertelt u Schrijver, die een goede kenner van deze kleine luyden is.
Voorts noemen wij een proza-schets van (Mej.) E.M.F. Kleyn: 't Avondje bij ‘zijn vrienden’, avondje waar zij geen lust in heeft omdat de van der Grempels alleen vrienden zijn tusschen aanhalingsteekens - tot zij eensklaps begrijpt, ziet wàt haar man naar die lieden heentrekt, telkens en telkens weêr: hun kind; en zij voelt dat háár stille leed ook het zijne is; zij elkaâr vinden in hun Groot Gemis. Wij memoreeren nog een beschouwing van Jhr. Dr. C.G.S. Sandberg, waarin hij betoogt dat: Indië verloren is Rampspoed geboren.
| |
De Hollandsche Revue.
INHOUD. Miek Janssen (naar een portretteekening van Jan Toorop. Van deze jeugdige dichteres zal dit najaar de eerste bundel verzen verschijnen). Frontespieces - Wereldgeschiedenis. - Belangrijke Onderwerpen: Woningbouw en Volksgezondheid. - Schoonheid's Geboorte. - De Walvischvangst voorheen en thans. - Van een beroemde Technische Hoogeschool, gevestigd in een merkwaardig Koningsslot. - Karakterschets: Mevrouw W. Drucker (met mooi portret). - Revue der Tijdschriften. - Het boek van de maand: Vlascultuur en Vlasindustrie in Nederland.
| |
Dietsche Warande en Belfort
INHOUD. De Kerk van Rome, door Dr. Alfons Fierens. - De Apostel; Jeugd; Zonnestrepen, door Am. Simoens. - Muziekonderwijs, door J. Van Nuffel. - Weg! door Johan van de Natuur. - Van een Minderbroêrke die een dichter is, door August Cuppens. - Allerlei.
| |
Vragen van den Dag.
INHOUD. Emigratie en de Nederlandsche Vereeniging Landverhuizing, door S.L. Veenstra. - De band tusschen volk en leger, door S.I. van Nooten, Gep. Luit.-Generaal. - De agrarische vraagstukken in Groot-Brittannië, door Dr. H. Blink. - Over omtrekken en grenzen der aarde volgens de Aardrijkskunde der ouden, door Dr. H.J. Lulofs. - Het oudbakken worden van brood. - De pestvogel in Nederland, door J. Drijver. - Varkensinvoer in Singapore. - Van Maand tot Maand.
| |
Omhoog.
INHOUD. Het Ware Leven, door C. Gerlings. - Christendom en Wereld, door J. Jac. Thomson. - De Richtingkwestie en hare Oplossing, door G.H.v. Senden. - Een Nieuw Boek van Ingeborg M. Sick, door H. de Groot. - Iets over ascese, door E.v. Senden-Kehrer. - Boekbespreking. - Wat wij Tegenkwamen.
Het besproken boek van Sick is Kloosterschaduwen - klooster-verhalen ‘zonder veel spannend gebeuren, maar die heel diep ontsprongen zijn en heel rustig verteld worden, gelijk oude verhalen welke wij in den schemer stil hoorden zeggen door lieve stem’.
| |
Nieuwe Banen.
INHOUD. De Vleeschwording des Woords, door Dr. A.H. de Hartog. - De Vrijheid des Menschen in Verband met het Werelddoel, door Dr. A.H. de Hartog. - Ingekomen Vragen. - Boekaankondiging.
Wij komen spoedig op dit tijdschrift uitvoeriger terug.
| |
Maandblad voor Bibliotheekwezen.
INHOUD. Over 't ‘Nederlandsch Schoolmuseum’ door P.L. van Eck. - De Bibliothekaris van Sint-Helena, door D. Smit. - Redaktioneele Kroniek. - Vakliteratuur. - Berichten en Mededeelingen. - Boekenraad.
|
|