Den Gulden Winckel. Jaargang 13
(1914)– [tijdschrift] Gulden Winckel, Den– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdIn memoriam LedegouwerGa naar voetnoot1).O, weep for Adonais - he is dead! LEDEGOUWER is niet meer. Ook hem hadden de Goden lief, te lief... Op nauwelijks achttienjarigen leeftijd is hij heengegaan, de jonge dichter van Heoos, dit is een boek van Jeugd, en Machteld, dit is een boek van Passie. Daar liggen ze vóor me: Heoos in z'n parel-grijs en Machteld in z'n vlammend-rood omslag met dat fiere Ex-libris: Esto vir! Zijn uitgegeven Werk! Jeugdwerk maar, Sturm-und-Drang, onrijpe pennevruchten nog in het scherpe oog der letterkundige Kritiek. En toch: waar, zoo vreeselijk-wáar, doorléefd. Arme Ledegouwer!
* * * Geboren en opgegroeid daar ergens in het Land van Waas, den tuin van Vlaanderen, te Zeveneeken, was hij, nog een jongen, naar het Koninklijk Atheneum van Gent gekomen. Zijn ware naam was Evarist Verdurme. 'n Vlaamsche buitenjongen, maar heel anders dan de gewone bedeesd-lompe boerenzoon. Hoog-op-gewassen en mager, met twee heldere kijkers in het bleeke gelaat had hij meer weg van een tengeren stedeling dan van een kloeken jongen van buiten. 'n Boekverslinder en 'n dweper: Vlaamsch, dóor-Vlaamsch. Reeds vroegtijdig kittelde hem ‘die Lust zu fabuliren’; weldra ging hij als zooveel anderen aan het dichten; hij werkte ijverig mee aan den ‘Goedendag’, het zoo flinke orgaan van Jong-Vlaanderen, en onderteekende zijne letterkundige bijdragen met den deknaam Ledegouwer. Ledegouwer werd stilaan 'n nieuwe figuur in de jongere Vlaamsche letterkunde. Vlaamsche tijdschriften namen gretig zijne verzen op; toen wou hij ook 'n boekje van hem laten drukken en ‘Heoos’Ga naar voetnoot1) verscheen. Helaas, ter wille van zoogenaamde ‘onzedelijke’ verzen, die in Heoos voorkwamen, werd de jeugdige dichter aan de deur gezet. Arm Vlaanderen! Kloekmoedig schreef Ledegouwer een verweerschrift: ‘De Naakte Jongeling’. Over Zedelijkheid. Toen werd het reeds tengere lichaam van Ledegouwer krank. Ver van zijne vrienden, te Zeveneeken, werkte hij eenzaam voort. ‘Machteld’ een symbolisch drama in 3 bedrijven verscheen, en meteen publiceerde hij in verschillende tijdschriften, in den TijdGa naar voetnoot2) en in den Vlaaamschen GidsGa naar voetnoot3), zijne ‘Helleensche Zangen’. | |
[pagina 29]
| |
Toen wilde hij hoogstudent worden; 'n tijdje liep hij kollege in de germaansche filologie ter Gentsche Hoogeschool. Zijn woelende geest vond echter in de Wetenschap geen bevrediging. Te zamen met een vriend vertrok hij naar de groote Wereldstad: Parijs! Daar worstelde hij 'n poos tegen nood en armoede, maar zijne al te zwakke lichamelijke krachten begaven hem aldra. Hij werd ernstig ziek. Toen die vreeselijke tijding: Ledegouwer gestorven aan dubbele hersenvliesontsteking in het ‘Hôpital de la Charité’!
* * *
Zijn leven was kort, veel korter dan dat van andere dichters die jong gestorven zijn. Rodenbach was 23 jaar toen hij aan de tering bezweek. Ledegouwer voelde diep en wist zijne gevoelens vaak treffend uit te drukken. De grondtoon van zijne poëzie is smart: ‘mijn Jeugd was bleek als een kwijnend kind
Ik heb haar, ach! zóo schoon bemind!..
Ik rijs uit mijn Jeugd als een zwaar-beproefd man’.
Ledegouwer was steeds tenger en ziekelijk, lijdend. Niet zonder reden schreef hij ietwat romantisch-sentimenteel op een der schutpagina's van ‘Machteld’: Dit Boek is een kreet uit een sombere Borst. Van daar die verzen als: ‘Het jaar is als in nacht vergaan,
mijn leven is het beven moe. -
Stil staart de zoete dood mij aan
en biddend zijgen mijne oogen toe.
Dit is mijn laatste Winter nu
De boomen zwart, de luchten leêg,
huivrend doe 'k mijne oogen toe:
O, dat nu alles zweeg!
- Bald küsst der Tod im kalten Grabe
die letzte Wunde zu.
- Ich höre in der Ferne trüben Gesang...
Ich wollte ich wäre tot!..
‘Met dergelijke smart bij heel jonge menschen mag men het niet altijd zoo heel ernstig en zwaartillend opnemen’ schreef Maurits SabbeGa naar voetnoot1) ‘das kommt vom Lesen!’ Dat mag dan ook wel voor een deel. Maar het zieleleed van Ledegouwer was iets meer dan de weerschijn van het werk van geliefde pessimistische dichters en met hem is zeer zeker een flinke kracht voor de toekomst verloren. Ledegouwer had, wat heel wat jongere woordkunstenaars hem kunnen benijden: de ‘roeping’, het ‘heilig vuur’ van den dichter. De literaire Kritiek in N.-Nederland vergeve het hem dat hij als Vlaming uit éen stuk dat nog heeft durven uiten in onzen tijd. Gerard van Eckeren heeft het m.i. uitstekend geschreven: ‘Wat 'n goeie brave kerel moet die Ledegouwer zijn: zoo iemand die u het beste uit uw eigen jeugd, dien tijd van Sturm und Drang, van heerlijk-dwaas en toch om-den-dood zoo ernstig dwepen daar plotseling als opnieuw doorleven doet, dien tijd waarin de smart der gansche wereld uw ziel scheen te drukken en het blonde haar van uw meisje u de schoonste droomen droomen deed’.
* * *
Bij het met piëteit herlezen van Ledegouwer's verzen troi mij inzonderheid het volgende, niet zoozeer omdat het wellicht een zijner beste gedichten is, maar vooral omdat het mij in de ooren klonk als 'n vriendenstem uit het graf: Mijn lach is als een grijns van pijn,
en bevend lig ik op de baar...
o, 'k meende, 'k meende schoon te zijn
in 't nieuwe jaar!...
Ik lig op de baar - o, dood gaat komen..
En met zacht-bewogen hande-koozen
omtreden wij biddend mijn vrome droomen
als bleeke rozen;
Als bleeke rozen in wit verwachten
met zwijgen van mystisch weten omgeven,
klagend omzweven mijn hooge gedachten
mijn laatste leven... -
- Eenzaam leed ik, in weemoed en wenschen,
nu rust ik mijm'rend in innigen dood.
Nu brommen klokken, nu prevelen menschen:
- ‘hij was groot’.
O, lees mijn Lijden met stille lippen:
zachte klachten en woorden teêr;
o, laat geen luide geluiden ontglippen:
dat doet me zeer...
Want gelaten heb ik mijn lot geleden,
en 'k ben gestorven zonder troost...
- Nu staar ik, wit in heil'ge beden,
hoe 't Oosten roost. -
Wie onder zijne vrienden dacht eraan dat korten tijd nadat hij bovenstaande verzen neerschreef zijn smartvolle doodswensch zou in vervulling gaan? Wie, dat zijn in bewerking zijnde werk: Apokalupsis, dit is een boek van Openbaring, de Dood zou zijn? Ledegouwer leve lang in onze herinnering voort. De aarde van moeder Vlaanderen weze hem zachtGa naar voetnoot1). PAUL DE KEYSER. Gent, Jan. 1914. |
|