Den Gulden Winckel. Jaargang 13
(1914)– [tijdschrift] Gulden Winckel, Den– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdPapierfabricatieGa naar voetnoot1)
| |
[pagina 15]
| |
stuk niet anders dan door het te laten overschrijven kon vermenigvuldigen. Eerst toen de boekdrukkunst gevonden was, door welke uitvinding zooveel is veranderd en gelukkig ook verbeterd, brak voor het papier, dat toen het meerendeel der stoffen waarop men vroeger schreef reeds had verdrongen, een tijd van steeds toenemende vraag en verbruik aan. Zooals bekend is de naam afgeleid van het woord Papyrus, waarmede eene biessoort wordt aangeduid die voornamelijk in Egypte en Klein-Azië gecultiveerd werd en nog wordt; de halmen zijn van 1-3 Meter lang. De hieronder geplaatste afbeelding doet het karakter van dit gewas op de groeiplaats uitkomen. De ouden bereidden hieruit ‘hun’ papier door de stengel te splijten, en de onder de schors gelegen vliezige, kleverige vezelhuidjes, die in verschillende lagen over elkaar liggen, af te wikkelen en plat uit te leggen en aan elkaar te plakken. Had men deze stukken in eene bepaalde richting naast elkaar geplaatst, dan werd er nog eene laag dwars over heen gelegd en vastgeplakt. Deze bladen werden gelijmd, met hamers geplet, in deDe Papyrusplant.
zon gedroogd en, na aan elkaar gelijmd te zijn, opgerold bewaard. Dit ‘papier’ was duur, en waar het minder gemakkelijk te bekomen was werden als materiaal om te beschrijven meestal geprepareerde huiden gebruikt, zoo men niet zijn toevlucht nam tot de reeds in de vroegste tijden gebruikte materialen van hout, steen en scherven van aardewerk. Afbeelding van een handschrift op papyrus uit de 4e eeuw na Chr., behelzende de eerste regels van den brief van Paulus aan de Romeinen.
Feitelijk behoort papyrus hiermede in één groep, omdat dit ook gerekend moet worden tot de min of meer bewerkte ruwe producten waaraan de oorspronkelijke geaardheid nog te herkennen is. Geheel anders is het echter met ons paper gesteld, waarbij men van het oorspronkelijk uiterlijk niets meer terug vindt; men ziet het een bankbiljet niet aan dat het vroeger een oud stuk linnen was en evenmin herinnert een courant ons er aan dat hij eens deel uitmaakte van een heerlijk pijnwoud. Ons papier wordt bereid door uit bijna uitsluitend plantaardige grondstoffen met water een vezelpap te maken, welke al of niet gekleurd en met bijkomende bestanddeelen wordt aangevuld, waaruit dan, met onttrekking van het water, een bladachtige laag wordt gevormd, waarbij de vezels zich om elkaar strengelen of wel vervilten. De Chineezen hebben het eerst deze eigenaardige bereidingswijze bedacht, die bij hen, evenals in Japan, tot op voor korten tijd handwerk gebleven is. Achterstaand een afbeelding van een Japansch fabriekje voor geschept papier. Voor de cultuur der planten welker vezels men daar verwerkt wordt groote zorg gedragen; zeer veel gebruikt worden de bastvezels van den moerbezieboom; de zooveel mogelijk gereinigde schors wordt, na | |
[pagina 16]
| |
in de zon gebleekt te zijn, met een loog gekookt en gewasschen en dan op een groot houten blok door vier man met zware knodsen bewerkt. Daardoor worden uit de vezelbundels de enkele vezels geïsoleerd. Op ons plaatje is een man met dit gewichtig werk bezig. Deze stof wordt dan, met water gemengd, in de in het midden afgebeelde schepkuip gedaan; twee vrouwen leggen de op de schepvormen geschepte vellen papier naast zich op een stapel, echter zonder vilt er tusschen, hetgeen afwijkt van de in Europeesche hand-papierfabrieken gevolgde methode. De vellen worden daarna tegen schuifdeuren of planken in de zon te drogen gehangen. De afdeeling ‘transport’ is al even primitief voorgesteld, doch doet duidelijk uitkomen dat de Japs niet afkeerig van een praatje zijn, zij het dan ook over zaken, wat men zou opmaken uit de manier waarop naar een voorwerp gewezen wordt, dat wel voor de contrôle zal dienen. De handpapierindustrie was daar tot op voor korten tijd eigenlijk ook nog geheel ‘huisvlijt’.
X. |
|