ervaringen. Hij wilde, enthousiast, en overtuigd van het genie van den grooten Keizer, het boek van Napoleon gaan schrijven ‘pour tous les Français’. Het is mogelijk, dat dit schrijven hem voorkwam als ‘tout simple’, naar hij zelf zegt, maar hij heeft toch niet bereikt wat hij wilde; het werd een zakelijk en gemakkelijk te vatten geschrift, aan te bevelen voor hem, die beknopt ingelicht wenscht te worden aangaande daden, leven en gedachten van deze zeldzame wereldverschijning. Maar het volksboek? O, heden neen. Al werd dit geschrift ook gedrukt op een erbarmelijk soort krantenpapier - een fout van bijna alle goedkoope Fransche boeken - en aangeboden voor een zeldzaam lagen prijs, daarmede is het nog niet gestempeld tot het nationale boek over Napoleon voor het Fransche volk. En dat de pogingen, daartoe ongetwijfeld gedaan, tot nog toe te vergeefs waren, schijnt mij daarin zijn oorzaak te hebben, dat deze epoche nog niet verwerkt is, nog te kort achter ons ligt.
Want zonder twijfel moet het leven van Napoleon geschreven kunnen worden als een epos. Dit zal echter eerst mogelijk zijn als zijn glorieperiode tot de eeuwen van het Verleden is teruggezonken. Dan zal wellicht een moderne Homerus bezingen het ‘groote leger’ en Frankrijk's overwinningsadelaar. Na vele eeuwen zal hij spreken van het groote volk, dat de kusten der Atlantische Oceaan bewoonde, dat de wet stelde aan Europa en orde bracht, waar wanorde alles ten val deed neigen. Hij zal spreken van de machtige rij groote mannen, die het als uit den bodem wist te stampen toen het vaderland ze noodig had, en van den grootsten onder hen allen: Napoleon.
Eenvoud en kracht zullen de kenmerken van dit epos zijn, waardoor het tot volkszang wordt; zooals ook de liederen van Homerus door hun eenvoud en kracht tot liederen van het Grieksche volk werden.
Aan dit alles moest ik onwillekeurig denken toen ik den titel ‘Napoléon pour tous les Français’ las. Dat was te veelbelovend en kon niet anders dan mij, die daardoor van zulke gedachten vervuld werd, teleurstellen.
Doch al was dit boek nu niet het volksboek, zooals uiterlijk, titel en prijs mij deden voorkomen, het geschrift zelf, helder en met liefde gesteld, en hier en daar een eigenaardige, zeer voelbaar tot uitdrukking gebrachte, soms wel wat geborneerd enthousiasme vertoonende, deed mij aangenaam aan en bracht er mij gemakkelijk toe het tot het einde uit te lezen.
Eenvoud is een van de hoofddeugden van dit boek, schreef ik; eenvoud kenmerkt ook deze regelen, die de schrijver als een soort verklaring aangaande zijn bedoeling laat vooraf gaan: ‘J'écris donc l'histoire de l'Empereur Napoléon, et je l'écris simple, comme je la vois, pour qu'elle puisse être lu par nos enfants, par nos paysans, par nos ouvriers et par nos soldats.
C'est le respectueux salut adressé à la mémoire du Grand Homme par un modeste chef de bataillon d'Infanterie’.
En vreemd genoeg om het te zeggen: deze ‘respectueux salut’ van een militair is het juist, die het boek als volksboek deed mislukken. Het enthousiasme, toomeloos en afgodisch, maakte den zienersblik van den schrijver geborneerd. Het is jammer, maar moet niettemin gezegd worden. De verrukking van Homerus over de door hem bezongen helden blijft overal vrij van door persoonlijke gevoelens beïnvloede bijmengels. Homerus beschrijft, beschrijft met gloed, maar blijft objectief.
Dat Claude Berget, het doel voor oogen hebbend het Napoleontische boek ‘pour tous les Français’ te schrijven, toch in de fout verviel van zich door zijn enthousiasme te laten meesleepen, is vergefelijk, al miste hij daardoor ook wat hij wilde bereiken. Want wien van ons, die nog gevoel voor heroïek heeft, sleepte de geschiedenis van den veldslagen-keizer, van wien in ons allen toch een klein vonkje leeft, al werd het wellicht nooit kenbaar door een daad, niet mede tot een razend enthousiasme? Vooral aan jonge menschen schijnt een dergelijk wils- en daadkrachtig mensch een ideaal toe. Daarbij er nog op gelet, dat Claude Berget militair was - is het wonder dat hij te luid den lof van zijn Keizer zong en alle zoogenaamde ‘tegenstanders’ met een smak uit den weg dacht te kunnen ruimen?
O, die ‘vieux soldat’ heeft wat malligheden op rekening van zijn geestdrift te stellen!
Doch laat ik geleidelijk over het boek spreken. Het vangt aan met ‘Napoleon's jeugd’, waarin de schrijver verscheidene voorspellende uitspraken over den toekomstigen grooten man liet drukken ‘en italique’.
Het voorspellen wordt toch altijd een knappe kunst gevonden. Het biedt dan ook maar twee mogelijkheden: het komt uit of het komt niet uit. Doch wel is het waar dat bij den jongen Napoleon karaktereigenschappen merkbaar waren, die later zijn machtsmiddelen werden. Ook dat in zijn opstellen reeds iets leefde van de bijna klassieke kernachtigheid zijner toespraken.
De eerzucht van den jongen Bonaparte uitte zich toen reeds in den wensch: ‘d'obtenir sa retraite avec le grade de colonel d'artillerie et la croix de Saint Louis’. En voor ons, die hem bestudeeren, ligt in zijn eerzucht een grootsche kern, niet eigen aan dwingelanden of tyrannen. Wel zoover ligt zijn tijd achter ons, dat wij den mensch