| |
| |
| |
Letterkundig leven uit de maart-tijdschriften
De Gids.
P.H.v. Moerkerken Jr. besluit zijn novelle. Dirk Coster vervolgt zijn van Oordt-studiën; hij heeft het ditmaal over de beschrijving en de taal van ‘Warhold’. Wat literaire stijl en schrijfwijze is heeft La Bruyère met twee woorden gezegd: peindre et définir. In een harmonische stijl spreekt de geest met zijn twee-eenige taal: de taal der dingen, of het schoone beeld, en de taal van zich zelve, de taal der loutere, aan de wereld gewonnen begrippen. In de laatste is de korte aandoening der dingen in de diepe ademhaling van den ontroerden geest, de plastiek in het rhythme versmolten. In ‘Warhold’ echter zijn deze beide schrijfwijzen onversmolten gebleven, elkaar vijandig. Telkens stoort de bekommering om ‘het ding’ het natuurlijk rhythme.
Over Huygens' klucht ‘Trijntje Cornelis’ schrijft Prof. G. Kalff. Een veelzijdige persoonlijkheid was Huygens, daarbij een vroom man. Evenwel:
zijn verstandelijke vroomheid verdroeg zich wonderwel met een sterken lust tot grof-zinnelijke scherts, met een zich verkneukelen in sexueele aardigheden en faecalische grappen.
Zoo zien wij het in het jaar 1653. Den laatsten September van dat jaar zit hij op Hofwyck verdiept in gedachten over des Heeren Avondmael; een week vroeger had hij zich verlustigd in het dramatizeeren van de avonturen eener Zaandamsche schippersvrouw in een beruchte Antwerpsche achterbuurt; in de klucht van Tryntje Cornelis, welker inhoud door hemzelf aldus is samengevat:
Trijn, aengehaelt en uijtgeplundert bijde Kan,
Wreeckt sich met vuijsten, en bedrieght haer' eighen Man.
Het besluit waartoe Prof. Kalff komt is:
Er is o.i. maar één comicus der 17de eeuw, die om zijn natuurlijken aanleg en zijn talent in één adem mag worden genoemd met Breero en Hooft; doch die ééne is niet Huygens, maar Asselyn, de dichter der Jan-Klaasen-trits.
Joh. de Meester acht het Futurisme buitensporig en drukt daarover een causerie uit een ‘vijf-uur's-spreekbeurt’ hier af. Herman Baccaert vertelt ons van de Vrijage van Sinte Vadderik; van H. Middendorp en A. Roland Holst vinden wij Verzen. In zijn Dramatisch Overzicht prijst Mr. v. Hall Hauptmanns Gabriël Schillings Flucht tegenover J.H. Rössing, die dit werk in het N.v.d.D. onbetamelijk heeft afgebroken.
Viotta bespreekt de Beethoven-boeken van Paul Bekker en Thomas San Galli.
| |
Onze Eeuw.
Van G.F. Haspels een echt-Haspelsche novelle ‘Vriendschap’, een novelle dus met alle goede en zwakke qualiteiten van dezen auteur. Wat zegt ge van dit fraai begin.
Uit den accacia aan den vijver zwiert een meesje op breedgespreide vlerken neer. Zeilt op lange golvingen door de zonnige ochtendlucht, zoo de wijd-open tuinkamer binnen, recht op den vijver-accacia in den spiegel af.
Voelt zich plots bijna-gevangen, fladdert hevig tegen, en grijpt een voor de kameropening neerhangend wingerdlot, waarvan, door den schok, driftig dauwdrupjes neerparelen. En door de rest van zijn vaart laat het meesje zich aan de rank lekker schommelen; de kamer in, den tuin in.
Die kamerkooi hoe potsierlijk, de tuin hoe zalig!
In die kamer: een witte tafel, waarop niets te pikken; beneden, op een veld onmogelijke bloemen, een geel en bruin glimmend ding, dat stoomt en gek zingt; en daar aan den muur die vijveraccacia, maar niet te vertrouwen.
In den tuin zon en dauw, open hemel en koelte, en overal wat te pikken.
Nog eenmaal laat het zich lekker schommelen: maar och, niets geen variatie: die kamer blijft dood, en roetsch! weg is het meesje.
Het wingerdlot slingert hevig, schommelt zachter, hangt stil.
Mr. R.A. Fockema zet de beteekenis van F.K. von Savigny voor dezen tijd uiteen; Just. Havelaar doet ons ‘rond-om Raphaël’ verwijlen; Prof. Saussaye vervolgt zijn essay over ‘Christendom en Cultuur’. Marie Schmitz geef Verzen.
| |
Elseviers Geïllustreerd Maandschrift.
De vele vrienden van Johan Wagenaar zullen ongetwijfeld dadelijk op het stuk van H.W. de Ronde aanvallen waaruit hun deze bizondere musicus en sympathieke mensch tegentreedt. De schepper van ‘De Doge van Venetie’ en ‘De Schipbreuk’ wordt de ‘hoogere’ humorist onder de Ned. toonkunstenaars genoemd. Ook aardige anecdoten lezen wij en o.a. worden wij vergast op 't grappige versje dat Wagenaar aan de Ware Jacob-redactie zond toen men hem zonder sik had afgebeeld en waarin hij vraagt:
Als billijkheid voor U niet niks is
Zoo geef mijn sik dan, wat des siks is...
Schilder-van-de-maand is Albert Baertsoen over wien Karel van de Woestijne hier een mooie studie publiceert, natuurlijk met de noodige illustraties. Over een anderen Meester, Mantegna, schrijft Just. Havelaar. Emmy van Lokhorst wijdt ons in Phil's eerste liefdedrama in.
| |
Groot-Nederland.
INHOUD. Sonnetten, door Hélène Swarth. - Herakles, door Louis Couperus. - De ‘Villa des Roses’, door Willem Elsschot. - Het schoone Buitenleven, door Lode Baekelmans. - Geluk, door Suze la Chapelle-Roobol. - Heide, door Hein Boeken. - Adrastos (fragment), door Edward B. Koster. - Dramatisch Overzicht, door Frans Coenen. - Literatuur.
Met het mooie boek van Top Naeff toont natuurlijk ook Jan Walch zich zeer ingenomen. Hij wijst aan 't slot van zijn uitvoerige bespreking op T.N.'s bijzondere liefde voor kinderen, die
zoodra er een kindergebeuren verhaald wordt, haar stem een treffende innigheid èn ‘leukheid’ doet krijgen. Men voelt dat zij zich in dat gedoe vermeit; dat ze hun leuke maniertjes, hun gezichtjes, hun haar, hun spelletjes, hun ‘eigen kop en schoteltjes’ enzoovoorts, enzoovoorts, enzoovoorts aanziet met 'n bijzondere heel diepe en heel zacht-glimlachende belangstelling.
| |
De Tijdspiegel.
Wat is die Stijn Streuvels toch een heerlijk man; wat genieten wij Tijdspiegel-lezers weer van zijn ‘Dorpslucht’. Wel weinig doet daartegen het vrij bleeke verhaaltje van een kantoormeisje dat een verboden omgang heeft en als er gevolgen blijken te komen zich met haar geliefde besluit dood te schieten. Wij vinden het in deze aflev. nevens poëzie van J.H.v.d. Burg en Jan Greshoff.
| |
Dietsche Warande en Belfort
INHOUD. De Christiwaarheid en Bolland, door Aug. Bruynseels. - Het Rijnkanaal, door Dr. A. Van de Perre. - De houten Brug, door E. Fleerackers, S.J. - De langzame Tempo's in 't Beethovenwerk, door M.E. Belpaire. - Daar stond een brand ..., door A.S. - De Danstent, door Jozef Simons. - Boekennieuws.
| |
Ons Tijdschrift.
INHOUD. Nieuwere Paulusliteratuur, door W. Coenraad. - Verzen, door J.A. Rispens. - De oogen van den Uil, door H. Armin. - De Vrouw en Arbeid, door H.C. Gunningde Vries. - Terugblik, door * * * - Van Boeken. - Ontvangen Boeken enz.
| |
| |
| |
De Beweging.
INHOUD. Oorlog of Revolutie? door J. de Gruyter. - Orm en Hils, door A.H. van der Feen. - Overdenkingen, door Dr. M.H.J. Schoenmaekers. - Een Nieuwe Rhetoriek? door Th. van Ameide. - Fluit en Rommelpot, door André Jolles. - De Doode Vulkaan, door George Gonggrijp. - Aanteekeningen over Rhetoriek, door P.N. van Eyck. - Politieke Feiten en Richtingen, door G. Burger. - Boekbeoordeelingen.
| |
De Nieuwe Gids.
INHOUD. Sentimenteele Geschiedenissen (De Kus), door J. Steynen. - De Ander, die Grijpt, door Louis Carbin. - Pallieter - Een Saterachtige Dag, door Felix Timmermans. - Indrukken van het Tooneel te Parijs, door J.L. Walch. - Naschrift bij: Staring als Dichter, door D. Tol. - Lyrische Aardrijkskunde, door Laurens v.d. Waals. - Rondom Napoleon, door Dr. A. Aletrino. - Walter Savage Landor, door J. de Gruyter. - Sophie (Gedicht), door Herman Poort. - Gedichten, door Josef Cohen. - Aanteekening behoorende bij Paar im Dunkel, Van de Redactie. - Paar im Dunkel, door Wilhelm von Scholz. - Aanteekeningen over Kunst en Letteren, door Hein Boeken. - Goethe (Gedicht, door Hein Boeken. - Dooden-marsch voor Richard Wagner's Sterfdag, door Hein Boeken. - Soli Orienti (Rijmbrief aan Jozef Muls), door Hein Boeken. - Kunstnotities, door Cornelis Veth. - Literaire Kroniek, door Willem Kloos. - Philosophische Kroniek, door Mr. G.J. Grashuis. - Binnenlandsche Staatkundige Kroniek, door Frans Netscher. - Buitenlandsche Staatkundige Kroniek, door Chr. Nuijs.
| |
Stemmen des Tijds.
INHOUD. Romaniseerende invloeden, Voorheen en Thans, door Dr. W.J. Aalders. - Het Schemerdal, door J.A. Visscher. - Het Leidsche program, door Dr. J.R. Slotemaker de Bruine. - Het leven van William Ewart Gladstone, door Dr. M. Visser. - Oostersche Reisherinneringen, door Dr. J. de Zwaan. - Literair Keuroverzicht, door J. Jac. Thomson. - Leestafel. - Bibliografie, door J.C. Rullmann.
| |
Vragen van den Dag.
INHOUD. Het Macedonische vraagstuk, door Dr. H. Blink. - Het Bijbelsche en het Babylonische zondvloedverhaal. Hun overeenkomst en verschil, door P. Keuning. - Dieventaal, door H.W.J. Kroes. - Theegebruik en theeproductie. - Bijgeloovigheden in onzen tijd, door J. Rasch. - Duitsche geest, door Dr. Georg Brandes. - Het uitroeien der dieren, door J. Hendrik van Balen. - De visschen en hunne plaats in de natuur, door J. Daalder Dz. - Baden der vogels. - Van Maand tot Maand. - Bibliographie.
|
|