goudstukken verkoopt ze haar reine ziel aan den duivel. Nu was de nood van het volk geleden, maar opgesloten in haar kamer, sterft de gravin van kommer en verdriet. God echter verklaart, dat de aankoop van de ziel van gravin Kathleen, die hare medemenschen uit de eeuwige verdoemenis gered had, van geen waarde is. Als na acht dagen de schepen met het graan komen, verdwijnen de kooplieden even plotseling, als ze gekomen zijn. De visschers van de Iersche kust beweren echter, dat Satan ze in een onderaardsche kerker gevangen houdt, totdat ze hem de ziel van gravin Kathleen bezorgen. Maar deze is voor eeuwig voor den duivel verloren.
Het tweede belangrijke drama van Yeats ‘Het Land van Verlangen’ speelt in het Ierland van den tegenwoordigen tijd; van onze moderne gedachtenwereld ligt het echter nog veel verder af dan het vorige.
Een warme Meinacht aan de uiterste punt van Europa, waar de golven van den Atlantischen Oceaan de kust van West Ierland bespoelen. In de boerenkeuken zit het gezin Bruin bij elkaar, een pater is bij hen te gast. De zoon des huizes loopt bedrijvig heen en weer en bedient zijn ouders en den geestelijke, die om de tafel zitten. Voor het vuur zit de jonge vrouw Marie verdiept in een vergeeld handschrift. Op de vensterbank staat een groote schotel met sleutelbloemen. Brigitta, de oude boerin, is ontevreden en beklaagt zich bij den pater over haar dochter. In plaats van het vee te verzorgen, de vaten te wasschen of de tafel te dekken, leest ze oude papieren, welke de overgrootvader, een man die zijn geld met doortrekkende zangers verbraste, nog geschreven heeft. ‘Wat lees je mijn dochter?’ vraagt de geestelijke. ‘“Ik lees van de koningsdochter Adene, die in een Meinacht een stem hoorde zingen en toen ze, half ontwaakt, half nog in slaap, die stem volgde, in het land der feeën kwam, waar men altijd jong blijft, waar geen berekenend verstand bestaat, waar niemand kijft of scheldt. Daar bleef ze en daar is ze nog, daar danst ze in de vochtige schaduwen van het woud, of op de toppen der bergen, waarover de sterren heenglijden”’.
De vrome vader vermaant Marie niet in droomen te leven, maar zich met de schoone werkelijkheid tevreden te stellen. Haar man echter wil niet, dat men haar verwijten doet. Ze beleeft zoo weinig vreugd, hij is veel op 't veld en de moeder heeft een scherpe tong.
‘Ga sleutelbloemen voor de deur strooien Marie’ zegt hij, ‘het is Meinacht en dan hebben de geesten een gouden pad’.
Marie (komt droomerig terug): ‘Ik heb ze gestrooid en weenend voerde de wind ze mee, en toen kwam een klein meisje en ving ze op; haar kleed was groen en rood als goud glansde haar haar, maar ze had een gelaat zoo kleurloos, als het water in de ochtendschemering’.
De pater waarschuwt haar voor booze geesten, die in lieflijke gestalten de zielen der menschen bedreigen.
Daar wordt geklopt. Marie neemt een schotel melk, en zet dien buiten de deur. ‘Het was een oud vrouwtje, dat om melk vroeg’ zei ze.
Moeder Brigitta jammert, dat wie aan het kleine volk melk en vuur geeft in den Meinacht, geraakt in hun macht. De geestelijke wijst op het kruisbeeld aan den wand; dat zal allen beschermen. Wederom wordt er geklopt. Marie neemt met de tang een turf van het vuur en reikt die aan iemand die buiten staat. Brigitta overlaadt nu haar dochter met de heftigste verwijten, en deze, wie het hart overloopt van bitterheid, roept uit: ‘Komt, geesten, neemt me mee, geeft me de vrijheid terug, die ik verloor. Ik wil weg uit deze droeve wereld, ik wil voortijlen met u op de kruinen der golven, en als een vlam dansen op de toppen der bergen’. Haar man omarmt haar liefdevol en ze wordt rustiger. Daar hoort men buiten een kind zingen. De oude vrouw, betooverd door het gezang, opent de deur. Een lieflijk kind komt op bloote voeten binnen; het klaagt over koude en honger en moeder Brigitta verzorgt het bij het vuur. Het kind is gauw tevreden gesteld en begint dan te dansen van louter geluk. Dan ziet het het kruisbeeld aan den wand. ‘Neemt het weg het vreeselijke gemartelde beeld!’ roept het uit. En de pater zelf neemt het en brengt het in de kamer.
Het kind neemt nu de sleutelbloemen, strooit ze in een kring om Marie en omvat deze met haar armpjes.
‘Ik zond mijne boden om vuur en melk en hoorde toen, hoe iemand mij riep en toen kwam ik’. Tevergeefs smeekt en bidt de pater; het kind lokt Marie met tafreelen uit het ‘Land van Verlangen’; buiten worden wilde liederen gehoord alsof de winden en golven ze zongen - Marie sterft en het kind verdwijnt.
In dit laatste drama vinden we Yeats' mystieke ideeën neergelegd en wel hoofdzakelijk zijn geloof aan een gouden tijdperk, toen de eenheid der menschen met de natuur nog bestond, toen daarom allen nog volmaakt en de Godheid nabij waren. Vaag herinneren sommige reine zielen (Marie) zich nog dien gelukzaligen tijd en kunnen geen vrede in dit materieele aardsche leven vinden, dan sterven ze van verlangen naar hun vroeger bestaan. Er is echter een middel om deze ideale wereld te bereikenen wel door de phantasie.