Den Gulden Winckel. Jaargang 11
(1912)– [tijdschrift] Gulden Winckel, Den– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 147]
| |
woonden en zij haar jeugd doorbracht. Omtrent die jeugd en omtrent het ontstaan van Gösta Berlings Saga heeft zij verteld in haar Herinneringen. Bij de afbeelding van ‘Liljecrona's huis’ wil ik eenige korte mededeelingen over den levensgang der schrijfster doen, puttend uit de Herinneringen en eenige andere bronnenGa naar voetnoot1). Eenige persoonlijke indrukken mogen bij deze aanteekeningen worden ingelascht.
Selma Lagerlöf
Het was in November 1858 dat Selma Ottiliana Louisa Lagerlöf werd geboren op Mårbacka, de bekoorlijke familienoeveGa naar voetnoot2) in Wermeland, het land van meren en diepe donkere bosschen, waar spoorwegen en andere beschavingsproducten eerst zeer laat zijn doorgedrongen om de sprookjesgeesten te verschrikken, die er om de meren en de oude hoeven speelden. Van oud-Wermelandschen stam was zij. De stamvader, een Wermelandsch landman in de 16e eeuw, droeg den familienaam nog niet, eerst zijn kleinzoon nam dien aan en sinds is de naam Lagerlöf door tal van geleerden en geestelijken gedragen: de voorouders van Selma Lagerlöf, die van jongsaf met studiedrang vervuld, in de wereld der gedachten zich thuis gevoelde. Zooals wel meer voorkomt bij kinderen, wier geest voor hooge vlucht bestemd is, was ook dit kind met het bleeke gezichtje en het rijke lichtblonde haar, van haar jongsten tijd af van teer gestel. Naast huishoudelijke bezigheden legde zij zich vroeg reeds op de studie toe, ook dichtte zij -, maar die gedichten, waarvan enkelen zijn gepubliceerd, maakten weinig opgang. De oude verhalen uit de omgeving, die de geest van het land haar had ingefluisterd en oude vrienden en verwanten om het haardvuur op de lange winteravonden verteld, maakten op den fijnbewerkten geest van het luisterend kind een indruk door geen later tijd te effenen. Schrijfster wilde ze worden. Maar ze begreep dat niet alleen boeken en gepeinzen binnen de muren van het oude huis de sfeer van haar geestelijke ontwikkeling konden vormen. Daarom, maar ook om de drukkende geldzorg van haar ouders te verlichten, zou ze de wereld ingaan. Na een jaar lang een voorbereidingsschool in Stockholm te hebben bezocht, werd ze in 1882 toegelaten op de Koninklijke Stockholmsche kweekschool voor onderwijzeressen, waar ze tot 1885 bleef. Het was daar, op een bepaald oogenblik, dat haar de gedachte kwam de saga te schrijven van de kavaliers van Wermeland. Maar niet aanstonds zou die worden neergeschreven. Ten eerste ontbrak haar de tijd: in 1885 onderwijzeres te Landskrona geworden, waren haar uren in beslag genomen en had ze geen gelegenheid tot litterairen arbeid. Bovendien kon ze den rechten vorm voor haar sage niet vinden. De realistische schrijfvorm trok haar niet aan, en ze kon niet besluiten tot een dramatische behandeling of den versvorm. Ten slotte nam ze 't besluit - en dit gaf haar een gevoel van rust en bevrijding - om te schrijven in het lyrisch proza, dat haar spontaan uit de pen vloeide. Zoo ontstond Gösta Berling. Toen in 1890 het Zweedsche vrouwenblad ‘Idun’ een prijsvraag voor een novelle uitschreef, zond Selma Lagerlof onder den titel Ur Gösta Berlings Saga een aantal hoofdstukken in, die bekroond werden. Om het boek te voltooien nam ze verlof uit haar betrekking en Gösta Berlings Saga kon in 1891 verschijnen. De verschijning werd niet aanstonds met zóóveel uitbundigheid begroet als die van de aanvankelijke schetsen: eerst in 1895 verscheen de 2e Zweedsche uitgave. De onmogelijkheid om door litterairen arbeid in haar onderhoud te voorzien, noopte haar weer onderwijzeres te worden. Inmiddels steeg het enthousiasme over haar kunst: het werk was in Denemarken met geestdrift ontvangen en ver- | |
[pagina 148]
| |
talingen verschenen in het Hollandsch, Duitsch, Engelsch, Fransch, Italiaansch, Spaansch, Portugeesch, Russisch en Tsechisch, - verder werden in den loop van den tijd nog werken van haar in het IJslandsch en Hebreeuwsch vertaald. Ook in haar vaderland vond ze meer en meer waardeering en toen ze in 1895 van den edelen, kunstminnenden koning Oscar een ondersteuning had ontvangen en van de Zweedsche Academie een toelage, kon ze, door geen dwingend arbeidsgareel gekneld, zich vrij aan de kunst gaan wijden. Märbacka-hoeve (‘Liljecrona's huis’) Naar een schilderij van Chr. Wallroth
Andere onderscheidingen volgden; zoo werd zij in 1907 door de Universiteit te Upsala honoris causa tot philosohiae doctor benoemd en twee jaar later werd haar - de eerste in Zweden, aan wie dit te beurt viel - de Nobelprijs voor litteratuur geschonken. Een reis naar Palestina werd gevolgd door het schrijven van Jerusalem, waarvan de ‘Inleiding’ wel beschouwd mag worden als het subliemste wat zij ooit geschreven heeft. Italië inspireerde haar tot De wonderen van den Antichrist. Met stelligheid is beweerd, dat de schrijfster, na deze Italiaansche reis, tot het Katholicisme was overegaan. Voordat ik dit schetsje neerstelde heb ik hiernaar geïnformeerd bij eenige personen, die geacht kunnen worden in dezen op de hoogte te zijn. Hun antwoord was, dat van deze geloofswisseling hun niets bekend is en zij aan dat gerucht niet gelooven. Het duurde lang - boven werd het opgemerkt - voordat ze den bevredigenden vorm voor Gösta Berlings Saga had gevonden; voortaan bleef ze zich in die gedachtenwereld bewegen en den eensgekozen vorm hield ze in haar verdere geschriften vol. Uitgenoodigd b.v. een bijdrage te leveren voor een tijdschrift, dat zich in meer reëele, actueele lijn beweegt, wees ze er in haar antwoord op, dat het tijdschrift een gebied had ‘auf dem ich meine Fähigkeiten kaum zu erproben wage, die bisher ausschliesslich erdichteten Personen gewidmet waren und sich nicht mit der Wirklichkeit beschäftigen können’. Daarom moet het bij het Stockholmsch congres voor Vrouwenkiesrecht in 1911 voor de belanghebbenden verrassend zijn geweest de schrijfster, aan wier oordeel bepaaldelijk ook in Zweden zoo hooge waarde wordt gehecht, als spreekster te kunnen verkrijgen. Het is moeilijk weer te geven, zoo vertelde mij een der congresleden, welke emotie tijdens deze rede door de zaal trilde, aan het einde opschallend tot een geweldig enthousiasme. En dit afgescheiden ook van den zakelijken inhoud van haar pleidooi (al droeg dit een zeer eigen stempel). Immers tal van aanwezigen verstonden de Zweedsche taal niet, maar allen waren zij betooverd door haar verschijning, haar stem, heel haar persoon. Geen schijn van opzettelijkheid, van pose, van moderne nonchalante vrijmoedigheid: schuchter bijna en ingetogen sprak ze, met innemenden eenvoud en warmte. Geen gewichtige artistieke zwier was het die over allen het klare besef deed komen van haar hooge persoonlijkheid. Het is belangrijk dit te kunnen vaststellen; immers het schijnt mij dat Selma Lagerlöf in heel haar wezen één is met haar werk. Bij vele andere kunstenaars is het of hun kunstgewrochten ontspringen uit een bron die met hun verdere bestaan in geenerlei verbinding staat. Anders bij deze Zweedsche dichteres. De genius, die haar werken dicteert, manifesteert zich in heel haar wezen. Eén als haar persoon is met haar kunst, zoo is de vorm van haar kunst éen met den inhoud. En beide zijn bloeisels van een beminnelijke natuur. Naast haar ongewone gaven is juist die beminnelijke natuur oorzaak dat wij haar nemen zooals zij zich in eenvoudige oprechtheid geeft. Die ‘ach's’ en ‘och's’ bijvoorbeeld, die overweelderig in haar verhalen, bepaaldelijk in Gösta Berlings Sage, op- | |
[pagina 149]
| |
schieten, zijn een aesthetische fout, die wordt ‘gesühnt’ door ‘reine Menschlichkeit’ om in Goethe's taal te spreken. In de breedvattende, liefdevolle aandacht voor al het menschelijke, die haar doorgloeit, is het of zij heel de wereld aan haar hart wil drukken. Het is steeds een soort van tooverland waarheen haar dichterlijke phantasie ons voert, maar daar is toch niet de zwoele atmosfeer van ‘Het verloren Tooverland’, doch de frissche koelte der natuur. De tonen zijn dikwijls sterk aangezet maar het accent is zuiver-menschelijk. Wanneer ik haar werken opneem en luister naar deze fijne verhalen-spinster, dan komen muzikale motieven mij in den geest, zooals wij ze o.a. van Mozart en Gluck kennen: streelend-zacht, luchtig en diepgevoeld tevens, de blijde jubel van een jongen vogel die zijn fijnbewogen lied uitzingt onder den zonnehemel. Het is of zij ieders harteklop kent: van oude vereenzaamden zoowel als van jonge avonturiers. Zij voelt zich thuis in de spinetten van vroeger eeuw, maar dat zij ook het modern sentiment weet te vatten blijkt b.v. sterk in de meesterlijke teekening van Marianne Sinclair in 't begin van ‘De verkooping op Björne’ in Gösta Berlings Saga. De weemoed, die het menschenhart doortrilt, is haar weemoed, ze weet het: ‘'t berouw, dat de harten heen en weer slingert tot ze jammeren als de planken van Sintram's zaal onder den schommelstoel en de twijfel die voor onze ooren zingt als de bellen voor Anna Stjärnhök in het eenzame woud’, - zullen nooit tot verzinsels worden. Maar ze voelt te zuiver en te frisch om niet moed en hoop boven alles te doen uitzingen. ‘'t Leven is hard en de natuur is hard. Maar beiden wekken moed en blijdschap als tegenwicht tegen hun hardheid. Anders zou wel niemand het kunnen uithouden’.
Selma Lagerlöf, die sinds 1897 in Falun woont, in Dale-Karlië, heeft inmiddels Märbackahoeve, het vaderlijk landgoed, gekregen en woont daar een deel van het jaar. Wanneer zij nog weer op de haar eigen wijze vertelt - er is één thema dat haar intuïtie en haar poëtisch talent op zoo wonderschoone wijze uitwerkt -, vertelt van den machtigen invloed van mensch op mensch, die door het snarenspel van zijn liefde weet op te heffen boven tijd en plaats, - dan zal van haar bewonderaars gezegd kunnen worden, zooals bij vroegere van haar kunstwerken: ‘Zij zagen den hemel open’.
EVERARD GEWIN. |
|