Schrijvers van over de grenzen
Adrienne de Lautrec
Adrienne de Lautrec. La Révolte, poésies. - Paris Bibl. Charpentier. - Eugène Fasquelle Editeur 1912.
I
LA Révolte van Adrienne de Lautrec drukt de algemeene stelling van het oproerig menschenleven persoonlijk uit op het beschavingsveld van de kunst, bepaaldelijk de poëzy, een volstrekt niet woeliger slagveld dan dat van godsdienst, wetenschap of staatkunde en in hare schoonste uitingen evenals zij naar doeleinden gericht tot geluksbevordering van een massalen aanhang.
Het is een opstandeling die dit kunstwerk schreef, een rebelsche geest, in het lichaam woelend eener jonge vrouw, zich luchtgevend in harmonische taalklanken, waaraan de scherpte der gedachtebeelden door dissonanzen niet ontbreekt. Het is de ziel van een jonge vrouw gerijpt in de hette der atmosferen eener wereldstad.
Het is daarbij een loyale bekentenis van het innerlijk leven dat zij, verdoolde hinde in een woud van hartstochtelijkheden, sinds haar jonkvrouwlijke jonkheid voerde tot aan haar vrouwlijke jeugd, waarin zij staat. Maar bovenal is dit boek eener Hollandsche in Frankrijk opgevoede vrouw een natuurkreet, die haar wezen stempelt met het merk der rasproducten. Dat is: een zoo uit zichzelf en in zichzelf aanwassend geheel, waarbij elke poging tot opvoeden - dus tot het leggen van kiemen door anderen, in den gewonen, lijdelijken zin des woords - zou teleurstellen.
Door de energie hunner vroegtijdige zelfcultuur of den gebiedenden drang van hun sterksprekenden karakteraanleg staan zulke personen, nog vóór het vermoed werd, in rijpheid en bloei, al doen zij geen oogenblik den invloed vergeten, waaronder zij opwiessen.
Deze gedichten zijn daarom exotische planten. Zij zijn gekweekt nu eens in de serre chaude eener hoogst verfijnde cultuur als die van Parijs en het Fransche salonleven in aanzienlijke kringen. Dan weer in de open lucht van straten, pleinen en parken eener metropool als Parijs, ‘la marmite où bouillent toutes les passions de l'Europe’.
Zij zijn bladen, bloesems, bloemen, ruikers, streelend voor het oog, flonkerend als diademen of kwijnend als opalen, maar altijd omwolkt door geuren, van kunstmatig gekweekte rozen en oleanders, leliën en camelia's.
Soms doen zij denken aan rococo-boudoirs, aan beelden van Watteau of figuren van Beaumarchais, aan de innige kunstigheid der behaagzucht, aan l'art de plaire der XVIIIde eeuw vóór de Revolutie of tijdens het Directoire; dan weer is de coquetterie der muskusfiguren verdampt en ademen de kasplanten frisscher lucht.
Maar in elk geval - in serre chaude of open veld - zijn zij het aanschouwen waard; want hoe