Den Gulden Winckel. Jaargang 11
(1912)– [tijdschrift] Gulden Winckel, Den– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdHet hedendaagsch tooneel in Frankrijk
| |
[pagina 117]
| |
ning van heel die zwijgende en geheimzinnige wereld? Daartoe is wat genie noodig. ‘Par des cris, des mots, des portes ouvertes sur l'âme, des synthèses merveilleuses et vraies’, antwoordt Bataille. En zooals hij, voor de conceptie, twee werelden onderscheidde: de uiterlijke wereld en de innerlijke wereld - die tot een groot, breed geheel dienden samengevat te worden - zoo onderscheidt hij ook, voor de uitwerking, twee talen: de rechtstreeksche taal en de onrechtstreeksche taal, die op hunne beurt elkanders onvolledigheid moeten aanvullen. ‘De rechtstreeksche taal is die welke we gebruiken om zonder omwegen onze wenschen en gevoelens uit te drukken. De onrechtstreeksche taal is die waarvan de zin niet die van de gebruikte uitdrukking zelf is, maar die bevoolt of veropenbaart de innerlijke aandoening; die welke aan onze woorden dat bijzonder, soms zoo ontroerend, zoo fijn geschakeerd vermogen geeft’. 't Is uit de schoonheid van die verborgene spraak dat gedeeltelijk ook de lyriek van 't werk zal rijzen - waarover verder meer. De groote werkelijkheid dus, en de groote studie voor den modernen kunstenaar: de uiterlijke wereld en de innerlijke wereld, hun verband en hunne wederzijdsche verhouding. Het Romantisme miskende de beide werelden, het Realisme wou er slechts één erkennen. Bataille heeft op het tooneel gebracht een minder simpele, naïeve psychologie en er voor geschapen personen van eene min-kinderachtige sinceriteit, nauwkeuriger geschakeerd, met complexer wezens. Gevallen lijk die van Maman Colibri, van La Femme Nue, - bestudeerd met een zoo ingewikkelde, bezorgde aandacht, zoo fijn en teer uitgewerkt, tot in de meest mysterieuze détails der zielen - dacht men tot nu toe voor den roman voorbehouden. De personen handelen ook heelemaal volgens de wetten van hun eigen wezen, niet meer volgens de vereischten der actie. Zij leiden nu het stuk, het stuk leidt niet meer hen, zooals dat gebeurde bij Sardou en Scribe, tot zelfs nog bij Bernstein. Ze worden bevrijd van het juk van den ‘Dramatischen Toestand’, zooals ze bevrijd zijn van het juk der ‘Thesis’, óók zoo pijnlijk misvormend. Alle behendig zoeken naar effect, alle dramatische trucs blijven aan het werk van Bataille vreemd, evenals elke tendenz-apologie en al datgene wat op 't leven inbreuk maakt en altijd de lijn van 'n stuk naar zekere op voorhand vastgestelde en systematisch-gekozene richting doet zwenken en dus aan de ‘waarheid’ schaadt. Daarom in Bataille's stukken ook geen ontknoopingen, die noodzakelijkerwijze tot een partij-nemen zouden dwingen. Deze stukken blijven eenvoudig: levensfragmenten.... Maar hoe nu wordt het drama tot lyriek verheven? Kunst bestaat altijd slechts uit vergroote en esthetische waarheid, uit gestyliseerde werkelijkheid, uit algemeene en gespecialiseerde observatie. De lyriek kan dus, in literatuur, best met de waarheid overeen gebracht worden. Er bestaat een ‘lyrisme exact’, eene realistische lyriek, die den subliemen kant der werkelijkheid uitmaakt, waaronder we niet zullen verstaan bijvoorbeeld ‘le lyrisme littéraire, l'exaltation verbale qu'on entend généralement par ce vocable, l'ivresse des mots qui nous vient de ce fâcheux romantisme dont le théâtre porte encore la tare’, maar eene lyriek die groeit uit den grond van 't leven zelf, uit den eigenlijken vorm der gebeurtenissen, die opbloeit in 't innerlijk der zielen. ‘L'état d'âme lyrique existe dans la vie aussi bien que tel autre, il faut seulement désormais lui trouver sa juste expression’. En niemand meer dan Bataille heeft door een theaterzaal de beving der lyrische aandoening doen trillen, doen vleugelen over de hoofden van vroombevangen aanhoorders de wieking der eeuwige poëzie. Brokken lijk die over ‘le don nuptial de soi’ in La marche nuptiale, lijk Loulou's liefdebekentenis in 't eerste bedrijf van La Femme nue enz. blijven uit dat oogpunt typisch en onovertrefbaar. En verre vizies van open lucht en groene boomen deinen door die stukken, walmen poëzie dampen door licht-klaterende vensters binnen. En al de dingen spreken; 't is de schoonheid van een deur die opengaat, van een vischje dat in zijn waterbokaal krinkelsteert, van een vogeltje dat in een wissen kooitje kwettert.... Ten derde, moet het echte en levenszware tooneelspel modern zijn, moet het geven onzen strijd en onzen twijfel, onze aarzelingen en bekommernissen, ‘nos conflits intimes et nos sensibilités exactes, toute notre vie moderne avec ses puissances, ses faiblesses, ses simplicités infinies comme ses complications extrêmes, la pauvreté de ses intrigues, l'intensité des sentiments qui l'agitent’. En eene actueele lyriek - un lyrisme contemporain - zal later uit dat nijvere werk der nieuwzoekers geboren worden. ‘Het is werkelijk ongeloofelijk hoe onbeduidend en van belang ontdaan, wanneer men het van buiten bekijkt, en hoe geheimzinnig van binnen, het leven van 't meerendeel der menschen verloopt...’ Die zin van Schopenhauer, gezet boven Poliche, zou wel heel het werk van Henri Bataille kunnen epigrafeeren, te beginnen met La Lépreuse tot aan La Vierge Folle. Want daartoe streeft de schrijver wel altijd: in een banaal ‘fait-divers’, eene alledaagsche gazettengebeurtenis toonen de werking der grondliggende, der hoofdzakelijkste levenswetten; hoeveel algemeene menschelijkheid besloten ligt in 't simpelste | |
[pagina 118]
| |
en onbenulligste avontuurtje. Al de typen van Bataille zijn zoodoende heel hoog opgegroeid, grootmenschelijk geworden en hunne woorden hebben verkregen een zeer wijd-uitdeinenden klank. Hun leven heeft een vervolg, eene voortzetting; achter hun leven schuilen duizend andere levens, achter hun eigen feit wordt men gewaar heel de ellende van ontelbare andere toestanden. En achter 't lichte, onbelangrijke, gewone anecdotetje rijst op ineens een breed drama, zwaar en aangrijpend, en klaart de wet die het heeft veroorzaakt en beheerscht. En vóór u ligt voor een oogenblik dan open de enorme essentie van het leven, de ziel zelf, de geest ervan, die de kunstenaar er uit heeft kunnen trekken... Ziehier Le Masque, 't avontuur van een bedrogen vrouw die, uit verontwaardiging, uit smart weggeloopen, toch eens wederkeert, om nederig haar plaats weer in te nemen, aanvaardend zonder verderen tegenstand het lot dat de man haar in de toekomst zal willen bereiden... En hier Maman Colibri, die vergeet hare plichten, haar man en hare kinderen, om een minnaar van twintig jaar te volgen, die haar wel gauw in den steek zal laten... Dit stuk is heel het smartelijk epos der oud-wordende vrouw die niet wil dooven, die honger heeft naar liefde en liefhebben wil en die in 'n laatste herfst-passie - waarna ze zal uitgeleefd hebben en gelaten en liefdevol grootmoeder worden - zich geeft, zonder 't te berekenen, wild zich overgeeft, tot stervenstoe onstuimig... L'Enchantement: Een onbegrijpelijk liefdesgevoel dat ontstaat in 'n heel jong meisjeshart voor haar schoonbroer, en haat en nijd zaait tusschen twee zusters. Ziehier, in La Marche Nuptiale, het jonge meisje uit een stil provinciestadje en een statiggeloken patriciërshuis, dat vlucht met haren pianomeester en dan op zekeren dag oneerlijkheid in 't leven van haar minnaar ontdekt, inziet dat ze zich aan een onwaardig man heeft geschonken en zich doodschiet, omdat ze niet den val van haren schoonen droom wil overleven... Ziehier in La Femme Nue de dikwijls herhaalde geschiedenis van den man die, door den bijval en de eer beroesd, de nederige gezellin der kwade dagen vergeet en zijn hart in de handen legt van eene adellijke ‘putain’, die hij hooger waant. En daarin zucht heel de droefheid der verlatenen, der opgeofferden... Ziehier nog de even gewone geschiedenis der achtelooze vrouw die zich op zekeren dag laat verleiden door de zwarte glinsteroogen van den eersten den besten avonturier, in een warrelbui van passie heel haar vorig groot leven van eerlijkheid, echtelijken min en moederlijke zorg vergeet, maar vlug ontwaakt uit den bedriegelijken slaap en weerkeert, gebroken, aan haar haard, terwijl de openbare mare haar schande bespreekt. Dit stuk heet Le Scandale. En eindelijk de stof van La Vierge Folle -: een getrouwde man die met een jong meisje wegloopt... zijne vrouw die hem zoodanig bemint dat ze zijn vlucht beschermt en dekt, omdat ze weet voor zijn geluk te werken, en later met hem het gestorven lief beweent... Stof voor zulke drama's vindt men alle dagen, in overvloed, in de dagbladen: ‘Mengelnieuws’ of ‘Kroniek der Rechtbanken’. Hunne eigenaardigheid, hunne beteekenis en hunne waarde liggen heelemaal in de bewerkingsmanier. Maar éénzelfde gedachte verbindt al die werken: de alvermogendheid der passie. ‘'t Zijn de menschen niet die wreed zijn, 't is de liefde’ en de liefde is gevaarlijk en doodelijk. Lijk een Fatum beheerscht juist de liefde Bataille's werk. En onder dat fatum gaan vooral de vrouwen gebukt, lijden er 't hevigst onder. Grâce (La Marche Nuptiale) Jeannine (L'Enchantement), Loulou (La Femme Nue), Irêne (Maman Colibri), Charlotte (Le Scandale), Dianette (La Vierge Folle), Geneviève (Le Masque), Marthe (Ton Sang), 't zijn allen zonder uitzondering instinctieve wezens, die eene innerlijke, zeer vreemde fataliteit voortstuwt en die, gewond en geofferd, lijdend en vertrapt, nog gelukkig blijven in de tyrannieke overheersching hunner krankzinnige drift. In zijn geheel is dit werk als zoodanig bezien eene verheerlijking der instinctieven, van al diegenen die in zich de schoonste macht van het leven dragen, dat dwaze, domme en grootsche, heerlijke leven. ‘O matière! matière cruelle et triomphante de la vie, tu es supérieure à tout parce que tu es belle! L'intelligence n'est rien en face de ta loi. Il est nécessaire, logique, qu'elle s'immole à ta royauté. Tu es la vie bête, adorable, inconsciente et pour cela sublime’. Niet voor niets heeft Bataille lang Schopenhauer willen begrijpen. Zijn stukken zullen definitieve documenten uitmaken voor hen die zullen willen ontleden, veel later, de idee der liefde in de XXe eeuw. In het genre van sentimenteel drama hebben we sinds het Théâtre d'Amour van Georges de Porto-Riche - niets tragischer, grootscher, volmaakter en echter gelezen...
ANDRÉ DE RIDDER. |
|