Keur
Bloesem, door Ina Boudier-Bakker. (Amsterdam, P.N.v. Kampen & Zn.).
Onze groote kinderpsychologe - en ik geloof wel dat omnium consensu deze eerenaam Mevr. Boudier is toe te kennen - toont zich in dit haar laatste werk weer van den besten kant. Zondert men het derde betrekkelijk onbelangrijke schetsje uit, dan zijn hier vier meesterstukjes te samengevat. Maar terwijl ik schrijfsters talent bewonder in het eerste, waar zij ons treffend uiteenzet de hoopvolle verwachtingen van Fietje, het dochtertje van den winkelier van de Nieuwen Dijk, op den Zondagmiddag waarop zij haar veel rijker, veel mooier vriendinnetje van de Heerengracht ter visite zal ontvangen, voor welk bezoek zij vroegere vriendinnetjes laat loopen: een Zondagmiddag die haar (Fietje) echter niets anders brengt dan teleurstelling en verdriet, daar haar makkertje haar beste schatten met dédain behandelt of afwijst en slechts oog en oor heeft voor een daar in huis wonenden mijnheer Boer, een teleurstelling die den volgenden dag op school nog grooter wordt doordat uit een opgevangen gesprek blijkt dat Lou (het meisje van de Heerengracht) zich voor de visite schaamt; terwijl ik meerder bewondering nog heb voor het tweede, waarin ons het lief en leed (het laatste overheerscht verre) verhaald wordt van twee meisjes die bij Pa op school zijnde diens al te groote rechtvaardigheidszin telkens pijnlijk voelen moeten, daar deze zich toch uit door zijn beide dochtertjes steeds bij de anderen achter te zetten - lijkt mij het vierde niet meer talentvol maar zelfs geniaal te zijn. Want de beschrijving van het kruideniersgezin der van Dalens, dat een vriendje van een overleden zoontje op bezoek ontvangt, maakt het mij begrijpelijk (hoewel niet heelemaal: de lof is zóó groot) dat een misschien wat al te geestdriftig bewonderaar van Mevr. Boudier een harer vroegere werken in de Mercure de France besprekend, zich hierover aldus uitliet: ‘Aucune littérature, que je sache, n'offre rien de comparable à ce petit livre’. Want dat verlangen,
de hartstocht van moeder van Dalen om den kleinen bezoeker toch vooral niet buiten haar smartsfeer te houden, maar zijn blijde herinneringen over zijn jongste verleden te vertroebelen door de vroegere gebeurtenissen voorgevallen nog bij het leven van haar zoontje, en het hijgend verlangend streven van het kind om uit deze bedompte omgeving weg te komen en te rennen naar het veld waar hij weet dat zijn vriendjes een nieuwen vlieger oplaten; het conflict van deze twee zielsstrevingen, en daartusschen door de beschrijving van de oudste dochter, - de eenige, die zich in het gemoed van het kind
Ina Boudier-Bakker
kan indenken - het is alles zoo af, zoo subliem àf in den volsten zin des woords, dat ik geloof dat dit stukje onder de andere toch ook bijzondere stukjes een zeer eigen plaats blijft innemen. Mevr. Boudier heeft haar werk ‘Bloesem’ genoemd. Het is meer dan een banaal compliment er van te zeggen dat hij volrijp te noemen is.
S. VAN PRAAG.