Openbare bibliotheken in Engeland
ONLANGS heeft de bekende Lord Roseberry te Glasgow de grootste Schotsche openbare bibliotheek geopend (stichting van Stephen Mitchell) en daarbij een redevoering gehouden, die merkwaardig genoemd mag worden, zoowel om zichzelve als in verband met de gelegenheid, waarbij ze werd uitgesproken. In plaats van het stichten van openbare boekerijen hoog te houden, dreef hij eenigszins den spot met Carnegie, die hem eens verteld had er 2200 gesticht te hebben; en onderstelde, dat China ook wel spoedig door dezen persoon ervan zou worden voorzien. Hij spot hier, omdat hij weet, dat van de 180.000 deelen der Mitchellbibliotheek er een 100.000 zijn, die nooit gevraagd worden; m.a.w. die dood zijn. ‘En zoo is’, zei hij, ‘een groote bibliotheek als deze van Stephen Mitchell, in zeker opzicht een reusachtig kerkhof van doode boeken en doode gedachten, dat een ontmoedigenden indruk maakt’.
Een tweede punt der rede betrof het feit, dat niemand ooit den ganschen inhoud van die bibliotheek zou kunnen omvatten. Zelfs de jongste man zou, vóór zijn dood, niet de helft der boeken van de Mitchell-bibliotheek kunnen doorlezen. En dien toestand vergelijkt hij met de middeleeuwen, toen de grootste bibliotheek niet meer dan 400 boekdeelen bevatte. Mijns inziens is dit tweede punt van veel minder belang dan het eerste, daar een bibliotheek ook niet voor één mensch, maar voor allen daar is.
Dat zooveel boeken nooit of bijna nooit worden ingezien, heeft bij Lord Roseberry een nieuw denkbeeld gewekt, door hem uitgesproken toen hij kort daarna aan het ‘Bishopsgate Institute’ de ‘Reference Library Extension’ opende. In dien tusschentijd was in de Times een artikel verschenen van Edmund Gosse, waarin hij, naar aanleiding van Roseberry's eerste rede, vroeg om ‘selected and concentrated libraries’; en voorstelde, om een aantal boeken eenvoudig te verbranden. Daarop zinspelende begon Lord Roseberry zijn tweede rede met de opmerking dat de boekenkwestie nu een brandende kwestie was geworden. En nu komt hij tot de zaak.
‘Ik geef volmondig toe, dat er minstens één bibliotheek moet zijn, die alles bevat, wat uitgegeven wordt - alzoo een reusachtig boekenmausoleum. Ik kan niet inzien, waarom er meer dan één, of hoogstens meer dan twee in het Vereenigd Koninkrijk zouden moeten zijn. Als iemand een boek noodig heeft, dat niemand anders noodig heeft, dan moet hij naar het mausoleum gaan en het dáár halen’.
Maar waar boeken alleen bedoeld zijn voor de dagelijksche behoeften van de gemeenschap, acht Lord Roseberry het eenvoudig belachelijk jaar in jaar uit al die ‘rubbish’ op te stapelen. Deze gewone bibliotheken moeten beginnen met hoogstens 50.000 boekdeelen; wel zullen ze zich uitbreiden, maar langzaam; ze moeten alleen boeken bevatten, waarvan het waarschijnlijk is, dat een redelijk menschelijk wezen ze wel eens noodig kan hebben. Zóó'n bibliotheek wenscht hij iedere stad toe.
Aan het slot van zijn rede uit hij de gedachte, dat elk mensch het meest houdt van zijn eigen bibliotheek, al is die nòg zoo eenvoudig; al zou die maar bevatten ééne enkele plank; ze is ons meer waard dan de heele collectie van het Britsch Museum.
Dit pakkend slot wekte natuurlijk veel applaus.
Zijn denkbeeld van zoogenaamde boeken-mausoleums in een zeer klein aantal verdient zeker wel de aandacht in een tijd, waarin de hoeveelheid boeken aangroeit tot een overstelpende en niet te overziene massa.
v.E. - B.