Den Gulden Winckel. Jaargang 11
(1912)– [tijdschrift] Gulden Winckel, Den– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdHet hedendaagsch tooneel in Frankrijk
| |
[pagina 7]
| |
Dikwerf echter werd aan het Fransch tooneel van heden verweten al te eenzijdig te zijn, eentonig: alleenlijk over liefde en vooral over echtbreukvertelselkens te handelen. De man, de vrouw en de minnaar, beweerde men, zijn geworden een soort van nieuwe ‘drie-eenheids’-wet, en sinds lang al. Het verwijt is, in zekere mate, ten zeerste gegrond. Echter, omdat 8/10 der fransche stukken aan die moderne-stijl drie-eenheid onderworpen zijn, hoeft men niet te meenen dat de eigenlijke tooneel kunst op dien leest is geschoeid. Men dient altijd te onderscheiden de echte kunststukken, het werk van eerlijke artisten - en 't is over deze dat we 't natuurlijk hebben zullen - van al die handels-voortbrengsels van den dag, die door op winst beluste tooneeldirecteurs worden ingekleed, enkele avonden op het programma blijven en geld bezorgen aan hunne schrijvers en exploitanten en dan voor goed verdwijnen en voor altoos vergeten worden. Tot die groep behoort de ‘comédie cocuestre’ van lager allooi, die niets meer geeft dan de uiterlijke aantrekkelijkheid van een echtbreuk-geschiedenisje. Niemand, overigens, zal zich over 't gebruik van het echtbreuk-motief beklagen, wanneer het een Bataille of een de Porto-Riche is die het bewerkt - omdat dat motief in handen van groote, rechtzinnige en zuivere kunstenaars zooals deze, een onvoorzien belang krijgt en eene niet gewone diepte van menschelijke tragiek, omdat het dan juist een thema is dat toelaat in botsing te brengen de essentieelste passie van het menschelijk hart, de hoofdzakelijkste gevoelens en instincten onzer levens. Ik durf beweren dat nooit de fransche tooneelkunst zoo rijk en verscheiden is geweest als nu, nooit meer bekommerd om de levende werkelijkheid in haar geheel en onder al hare vormen, en nooit met vranker-geopende oogen heeft gestaard naar de zalige en verre horizonten der wereld; ze heeft angstig gezocht en rusteloos gestreefd naar rechtzinnigheid en oorspronkelijkheid, naar de schoone belijdenis van den Mensch. Ze is soms zelfs te ver gegaan in hare betrachting van algeheel de moderne maatschappij en de moderne ziel uit te spreken. Ze heeft op het tooneel gebracht vraagstukken van politiek, sociaal en economisch belang die er niet thuis hoorden; ze heeft de planken bijwijlen veranderd in een podium voor universeele polemiek; zoo gebeurde, bijv., met de weinig literarische, te acuut-cerebrale en te dor-dogmatische stukken van een Brieux en zelfs met eenige werken van Paul Hervieu, waar ze discuteerden over echtscheiding (La déserteuse, La loi de l'hom me enz.), over de notie van het recht (La robe rouge), moederschap, patriotisme, ziekte-besmetting (Les Avariés) enz. enz. Maar naast de schoone liefdes-literatuur van een George de Porto-Riche, een Henri Bataille, een Bernstein, een Maurice Donnay, bezitten we thans ook eene zeer schoone - ofschoon ontheoretische en onpedante, tragisch-werkelijke en krachtigscenieke - en zeer breed-aangevoelde en vrank-aangedurfde sociaal-literatuur: Les affaires sont les affaires van Octave Mirbeau, La course au flambeau van Paul Hervieu, Les ventres dorés van Emile Fabre, La Griffe van Henry Bernstein, Le Duel van Henri Lavedan, om maar die enkele drama's te noemen, zijn uitgewerkte tafereelen van maatschappelijk leven die nog lang zullen worden opgevoerd en algemeen bewonderd, omdat ze zoo machtig, zoo ernstig, zoo tragisch eenige der levensquaesties van onzen tijd, eenige der eigenaardigste bekommernissen onzer zielen uitspreken.
* * *
Om deze inleidende nota's te completeeren, zou er ook wat mogen geschreven worden over de inrichting en den invloed van 't tooneel in hedendaagsch Frankrijk. Want wij, Nederlanders, kunnen ons moeilijk van den omvang, die de exploitatie van 't tooneel sedert enkele jaren heeft verkregen, rekenschap geven. Te Parijs is de tooneelkunst voor 't oogenblik een vraagstuk van algemeen belang, waarvoor iedereen zich interesseert en waarmede iedereen zich bemoeit. De kapitalen die elk jaar in de voornaamste ‘comédie’-schouwburgen van Parijs - de twee officieele: Comédie française en Odéon en de private: Renaissance, Gymnase, Vaudeville, Porte St. Martin, Athénée, Théatre Michel enz., ‘Boulevards’-schouwburgen en andere (meer dan 50) - worden uitgegeven en ingetrokken, kunnen moeilijk berekend worden. Een stuk dat bijval heeft, wordt 100, 200 avonden achtereen gespeeld. De schrijversrechten beloopen soms tot fabelachtige sommen; de voorname auteurs hebben hunne hotels in Parijs, hunne kasteelen in de provincie. Aan de hoofd-acteurs en aan de befaamdste actricen worden jaarlijksche honoraria van 50.000 tot 200.000 frs. betaald. Het dagblad Comaedia, dat alle dagen met 6 à 8 bladzijden verschijnt, houdt zich met niets anders dan tooneel en de daarmede in verband staande dingen bezig. L'Illustration publiceert elke week een volledig tooneelstuk. En daarbij heeft elk dagblad een specialen theater-chronikeur, soms een der bekendste en waardevolste schrijvers van Frankrijk; in Le Matin is het Georges de Porto-Riche die de schouwburgen volgt, in Le Journal Abel Hermant, in Comaedia Léon Blum, in den Journal des Débats Henri de Régnier e.a. Elke prémière is eene gebeurtenis, en wordt bij- | |
[pagina 8]
| |
gewoond door al wie in Parijs op eenige distinctie wil aanspraak maken. Het is onwederlegbaar, dat de hooge winsten die den gelukkigen tooneelschrijver tebeurt vallen, alsmede de eer die hem wordt bewezen - dat heel die zeer voordeelige toestand en ook de steeds grooter plaats welke het tooneel allengerhand in de volkswaardeering heeft ingenomen, de ontwikkeling der tooneelkunst zeer vooruit hebben geholpen. Het tooneel is, daarbij, de meest rechtstreeksche manier van gedachten-verbreiding - die vorm van literatuur waarin het verband tusschen den schrijver en hen voor wie hij schrijft het nauwste, het intiemste is. Zoo zien we één voor één de fransche romanschrijvers voor het tooneel beginnen te werken. We mogen beweren dat het tooneel tegenwoordig de meest intense uitdrukking der literatuur in Frankrijk is - die welke de ruimste gunst geniet (de crisis van den roman schijnt zich meer en meer uit te breiden) en ook die welke eenige der schoonste fransche schrijvers-temperamenten van nu in 't licht heeft gesteld... Aan Bataille, de Porto-Riche, Fabre, Hervieu, Bernstein, Donnay, Mirbeau, de Curel, Lavedan, Brieux en anderen worden onze volgende opstellen gewijd. Antwerpen. ANDRÉ DE RIDDER. |
|