‘Russisch’ behandeld?
HET is met dagelijks grooter verwondering dat ik bemerk hoe de ‘vereenvoudigde spelling’ een onderwerp schijnt waarover sommige menschen niet uitgepraat raken, waarover zij zich warm, ja soms boos kunnen maken. Hoe is het mogelijk, vraag ik mij at, om, gelijk de ‘Vereeniging tot vereenvoudiging van onze schrijftaal’ doet, een geheel orgaan van 56 groote bladzijden, gedrukt in 2 kolom (en dat periodiek terugkeerend!) vol te schrijven met artikelen over niets dan de vereenvoudigde, de vereenvoudigde, de vereenvoudigde. ‘Wat kunnen wij voor de propaganda ten behoeve van onze vereenvoudigde doen?’ ‘De vereenvoudigde op het Congres’, ‘de vereenvoudigde in de pers’, ‘wanbegrippen omtrent de vereenvoudigde bij letterkundigen’, ‘Hoe spellen onze [niet vereenvoudigende] schrijvers’, ‘Hoe spellen onze [niet vereenvoudigende] journalisten’, ‘De Vereenvoudigde veroordeeld?’, ‘De Vereenvoudigde op bizondere scholen’, ‘De Vereenvoudigde onder studenten’, ‘De Vereenvoudigde moeilijk?’
Dróómen de heeren redacteuren niet van deze hunne geliefde ‘vereenvoudigde spelling’; dansen hun de letters (om dezen tijd van 't jaar misschien in chocolade-vorm?) in de eenzame nachten niet voor hun vermoeiden geest? Speenhof? heeft er een ondeugend liedje op gemaakt; hij had ook een vroeger liedje kunnen varieeren, aldus:
Zondag spelling, Maandag spelling
Dinsdag spelling, Woensdag spelling
Donderdag de Kol'wijn-spelling
Vrijdag spelling, altijd spelling
Zaterdag de nieuwe spelling etc.
Maar alle gekheid op een stokje. In het November-nr. van genoemd orgaan komt o.m. een artikeltje voor over ‘Weigerachtige Redakties’, waarmede dan bedoeld worden die enkele snoode, conservatieve, reactionaire, uit den pruikentijd stammende tijdschrift- en dagblad-redacteuren, die voor de aangebedene ‘Vereenvoudigde’ in de kolommen hunner organen geen plaats hebben.
Het genoemd artikeltje begint met een citaat uit een schrijven van den heer Lodewijk van Mierop aan de ‘Vereenvoudiging’-Redactie.
De heer van Mierop schreef o.a.:
‘Ik ondervond in het begin dezer maand een weigering van wege de redaksie van ‘Den Gulden Winckel’. De ingezonden boekbespreking ontving ik reeds in drukproef, met begeleidend schrijven, dat de redakteur haar door de zetter in de oude spelling had laten zetten, omdat hij éénheid van spelling in ‘D.G.W.’ wenselik acht, vertrouwend dat ik mij daar wel mee zou kunnen verenigen. - Hierop antwoordde ik hem, dat ik tot mijn spijt geen genoegen met deze wijziging van mijn spelling kon nemen en dat ik er bij opname beslist op stond, dat alles, de spelling daaronder inbegrepen, onveranderd bleef. Dat ik zelf als redakteur van ‘Levenskracht’ er niet aan zou denken de spelling van inzenders in de Vereenvoudigde over te brengen en dat ik van andere redaksies 'n gelijke behandeling verwacht, wat trouwens de laatste jaren ook vrij algemeen wordt toegepast. - Het resultaat werd, dat mijn boekbespreking niet opgenomen zal worden. In zijn laatste schrijven zeide de redakteur van ‘D.G.W.’, dat hij in een tijdschrift met meervoudige spelling naar de vorm altijd iets rommeligs vindt en velen met hem. Hij liet daarop volgen: ‘Het spijt mij daarom ook te zien dat de meeste redacties de liberaliteit zóó ver drijven, dat zij zoo gemakkelijk voor den drang der nieuwe spelling-mannen zwichten en hun medewerkers laten medespreken in wat den vorm van hun tijdschrift betreft. Die medewerkers konden m.i. met een nootje, waarin wordt medegedeeld, dat ter wille van de eenheid op verlangen der redactie de oude spelling gevolgd wordt, volkomen tevreden zijn’.
Naar aanleiding van dit schrijven merkt de redactie van ‘Vereenvoudiging’ op:
‘De redakteur, Gerard van Eckeren, neemt een zonderling - wij zouden bijna zeggen Russies - standpunt in. Elke nieuwe spelling begint met een minderheidsspelling te zijn. De konsekwentie van zijn eenheidsleuze zou dus zijn, dat alle medewerkers van alle tijdschriften ten eeuwigen dage aan de spelling-De Vries en Te Winkel gebonden dienen te worden! Wat de spelling van de medewerkers te maken heeft met de vorm van een tijdschrift, blijft ons raadselachtig. Eist die ‘vorm’ soms ook dat alle bijdragen in dezelfde stijl geschreven zijn? En zou Van Eckeren een eventuele bijdrage van Van Deijssel ook willen omspellen, of speelt zijn afkeer van de Vereenvoudigde hem parten?
Ik vind dit een heel vreemd stukje, vreemd van logica, zoowel als van opvatting omtrent het begrip stijl.
‘Elke spelling begint met minderheidsspelling te zijn. De consequentie van zijn (v. E.'s) eenheidsleuze zou dus [?? v. E.] zijn dat alle medewerkers van alle tijdschriften ten eeuwigen dage aan de spelling-De Vries en Te Winkel gebonden dienen te worden’. Dit ‘dus’ lijkt mij zonderling. De gang van zaken is toch immers zóó: Een spelling is minderheidsspelling. Hier tegenover zal men zich de houding der pers m.i. aldus hebben voor te stellen: a. Een deel der bladen laat zijn medewerkers terstond de vrije keus tusschen oud en nieuw; b. een deel der bladen (aan éénheid gehecht) voelt genoeg voor het princiep der nieuwe spelling om deze terstond als standaard-spelling in te voeren; c. (aan eenheid gehecht) weigert in zijn kolommen de nieuwe spelling. Zal deze rubriek c ‘ten eeuwigen dage’ blijven weigeren? Wij meenen slechts zóó lang als de ‘minderheidsspelling’ niet ‘meerderheidsspelling’ zal zijn geworden, mede met hulp van de pers-groepen a en b. En als in een nieuwe spelling werkelijk toekomst zit, dan zal dit immers vroeg of laat geschieden, n'en déplaise groep c? Waarom dan te spreken van een ‘Russischen’ maatregel? Geen enkele redactie is het toch kwalijk te nemen als zij niet als onbezoldigd propagandist van heeren Vereenvoudigers wenscht dienst te doen?
Maar dan verder. Blijft het voor de Redactie van ‘Vereenvoudiging’ werkelijk zoo raadselachtig wat de spelling der medewerkers te maken heeft met den vorm van het tijdschrift? Ik heb moeite het te gelooven. Als men den klank van het woord mensch weergeeft door de teekens: m-e-n-s-c-h dan kiest men voor die klank-uitdrukking een anderen vorm dan wanneer men schrijft: m-e-n-s. En wanneer een tijdschrift-redactie nu vaststelt om overal waar in haar tijdschrift die zelfde klank ‘mensch’ voorkomt daarvoor de letterteekens mensch te kiezen en niet de teekens mens - dan blijft dat een quaestie van vorm. Is dit zoo moeilijk in te zien?
‘Eist die ‘vorm’ soms ook dat alle bijdragen in dezelfde stijl geschreven worden?’ roept de redactie van ‘Vereenvoudiging’ ironisch uit. Nu stijgt toch waarlijk mijn verbazing ten top! Wordt deze vraag in ernst gesteld door 't orgaan eener Vereeniging die zooveel taalgeleerden in haar Hoofdbestuur telt? Blozen die Heeren over hun Redactie of... zijn ze het soms met haar eens dat stijl in denzelfden zin een quaestie van vorm zou zijn als het schrijven van één of twee o's in een woord dit is? Ik heb met mijn leekenverstand wel eens gedacht dat stijl slechts in zooverre onder den ‘vorm’ kan worden gerangschikt als die ‘vorm’ met den ‘inhoud’ een onverbrekelijke éénheid uitmaakt. Natuurlijk is er ook iets wat men stijl kan noemen, dat los is van den inhoud. ‘Die man schrijft een raar stijltje’ zegt men soms, en als een redactie een dergelijk stijltje (wat eigenlijk niet méér is dan afwezigheid van