Een zeventig-jarige en zijne gave
10 Nov. 1840 10 Nov. 1910
DE Zeventigjarige is de dichter W.L. Penning Jr. en de gave waarmede hij ons, als in een omgekeerde wereld, verrast: de door den uitgever W. Versluys royaal gedrukte bundel onder den titel van Tom's Dagboek, - een gave waarvoor wij den blinden grijsaard van harte dankbaar behooren te zijn. Wat zijn jaren, wat zelfs decennia tegenover de eeuwige jeugd van de uitverkorenen die de waarachtige dichters zijn? Lees dit boek, gij die te veel ondervonden zegt te hebben om de wereld nog schoon te kunnen zien, en ge zult heengaan, wed ik, met een blos van schaamte op de kaken. Doch moeten wij, Pennings lof bezingende, niet op onze beurt vreezen dat de strenge blik van onze moderne, de huiselijkheidspoëzie verachtende critici ons 't bloed naar de wangen zal jagen? 't Is waar: Albert Verwey en Kloos zijn op onze hand; er zijn er vast meerderen; maar toch: er is zoo iets in Penning dat aan... de Genestet herinnert, en de Genestet te prijzen is in de litteraire wereld dezer dagen zeker niet up to date. Ook de heer Penning schijnt nog te meenen dat ‘poëzie overal schuilt’ - hij bezingt een portret en een stok, Magda en haat luitenant en een uitgangetje met neef Gijsbert. En als er ergens een kindje geboren wordt dan noemt hij dat grappiglijk ‘inkwartiering’. Klinkt dat allemaal niet muf en duf en ouderwetsch?
En toch, lezer, is het alles zoo frisch, zoo levend, zoo geestig en... zoo dichterlijk. Want op dat laatste komt het toch maar aan. Er zijn er meer, die oudevrijers-overpeinzingen kunnen houden op rijm, of die aardig babbelen kunnen over ‘den Franschen tijd’ gelijk de oude Tom, die, toen vader en moeder gestorven waren, in die penibele dagen achterbleef met een troep broertjes en zusjes. ‘Liefdes ontwaken’, ‘Liefdes trouw’ en ‘Liefdes Kroon’ - zijn deze onderwerpen al niet honderduizendmaal bezongen?
Ja zeker, maar als een dichter over deze dingen spreekt, dan luisteren wij er naar als naar iets nieuws.
En nu heeft werkelijk deze bundel, zoo goed als Benjamins Vertellingen weleer, waaraan Tom's Dagboek aansluit, de bekoring van het nieuwe. Dit uit citaten te bewijzen is uiterst moeilijk, vooral in dit korte woord, dat een aankondiging en geen bespreking bedoelt te zijn. Gaat men deze poëzie ontleden dan blijkt zij bovendien in de deelen veel conventioneels en hier en daar ook wel wat smakeloos' te bevatten. Ook dit zou te bewijzen zijn.
Tom's Dagboek is echter als een éénheid bedoeld en wil als zoodanig gewaardeerd worden. Al verder lezende en met de verbeelding voortgeleid van tafereel naar tafereel, langs de gladde factuur dezer verzen, ondergaat men de bekoring van het geheel, van de groepeering, van een lichtstraaltje hier en een toetsje daar, waardoor ook het minder mooie, het op zichzelf doffe en levenlooze, wordt opgenomen in den alles omvattenden glans. Wij willen niet eindigen zonder een enkel citaat. Ik kies noch een der fraaiste noch ook kenschetsendste verzen. De oude Tom is de liefde