Den Gulden Winckel. Jaargang 9
(1910)– [tijdschrift] Gulden Winckel, Den– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 161]
| |
Negende Jaargang No. 11 | |
Adriaan van Oordt
| |
[pagina 162]
| |
renden hartstocht uitschreeuwt in de wijde verlatenheid der Veluwe (waar de maan heel anders tusschen de zwartige takken van een eenzaam boschje hangt dan gij of ik haar zien op ons avondwandelingetje) - dan is die schreeuw geen geluid, als een kreet die vervliegt, maar als een stilte die uw verder leven beklemd houdt. Wat niet zeggen wil dat Van Oordts werk geen krachtig realistischen kant heeft. Integendeel ligt het geheel in het gebied der zinnelijke waarneming. Zijn werk is geen abstractie, geen allegorie noch vooropgezet symbool. Geen oog zoo gevoelig voor kleur, geen oor zoo gespitst op geluid als het zijne. Het is alles, evenwel, buiten-proportioneel, van een universeeler werkelijkheid dan het direct-aanschouwde. Het reuzig schaduwen der gebaren in ‘Warhold’ is vol Idee. En: ‘de Ideeën zijn groote Klokken in rijzige torens. En als de klokken hun breede luide klanken uitzwaaien over de wereld, richt de mensch zich van zijn vermoeienden arbeid op en ziet het eeuwig-wijde voor zich uitgestrekt!’Ga naar voetnoot1) Adriaan Van Oordt, gestorven, blijft spreken met de stem van het Groote Geluid. GERARD VAN ECKEREN. |