voegde men er onmiddellijk aan toe, wat is de geschiedenis van dien ouden maniaque “geestig” en aangenaam verteld. Hoewel ik zekerlijk niets meer wensch, moet ik toch opkomen tegen de bewering dat een onderwerp te nietig kan zijn. Geen onderwerp is te min voor den schrijver. De gebeurtenissen zijn klein of groot volgens de personen die ze ondergaan. Een schrijver zoekt doorgaans nog te veel naar de groote gebeurtenis die een pakkend slot voor zijn boek kan brengen. En het leven is zóo simpel! Ik droom een boek dat slechts enkele maanden, enkele dagen wellicht uit een menschleven zou weergeven. Het zou er alleen op aankomen een mensch uit te beelden, als karakter, in het midden waar hij dagelijks verkeert, met zijn gedachten en gevoelens... Ep zou dat geen belangrijk boek kunnen zijn, ofschoon er zich geene gebeurtenissen van belang zouden voordoen?
Neem b.v. Un coeur simple van Flaubert. Hoe nietig het leven van die oude meid, maar wat heeft de schrijver er niet van gemaakt. Dat moeten we kunnen! In 't kleinste, armzaligste leventje het dagelijksche tragische ontdekken en doen gevoelen. Iets dergelijks heb ik waarlijk getracht met Den rooden Schavak. Ben ik er in geluk? Ik weet het niet!
Ofschoon ik, tot hiertoe, slechts levens van werklieden en burgermenschen behandelde, ik denk me daarin geenszins te specialiseeren. Evengoed als de werklieden en bijzonder de boeren, die het voordeel hebben dicht bij de natuur te leven, kan een verfijnd edelman, hoewel dat soort mensch, in dezen tijd, wel te veel aan karakter mist, een roman animeeren. Alles ligt aan het temperament van den schrijver. En ge hebt gelijk ook als ge beweert dat de boerennovelle onverdragelijk is geworden. De Vlamingen hebben de dagelijksche tragiek, de grootschheid van de banale simpelheid van zekere levens werkelijk verlaagd. Maar zulks is de schuld van de decadenten van Streuvels.
- O ja, ik houd oneindig veel van Stijn Streuvels, van zijn eerste werk vooral. Hij is een groot kunstenaar, maar een novelist, een romanschrijver is hij niet! Cyriel Buysse stel ik oneindig hooger èn als romanschrijver èn als novellist. Ik heb zulks destijds geschreven in eene brochure die bij Sansot te Parijs is verschenen. Ik ben dan ook overtuigd dat zijn invloed, mettertijd, op ons volk grooter zal worden dan dien van Streuvels...’ - ‘Komen andere schrijvers in den vreemde uw ideaal nabij?’
- ‘Ik zal maar zeggen van wien ik veel houd op dit oogenblik: van Knut Hamsun, Gustaf af Geyerstam, Herman Hesse en dan heel veel van Prosper Mérimée, die, voor mij, een verteller van eersten rang blijft. Nergens een woord te veel noch een woord te weinig. Die knapheid wou ik bezitten! Lees maar eens zijn kleine vertellingen! Hoe boeiend zijn ze niet! En welke eenheid in zijne verhalen. Maar de ideale novellist blijft toch Guy de Maupassant, hoewel sommigen mijner vrienden hem ook uitmaken voor “une réputation surfaite”! Hij haalt het natuurlijk niet bij Balzac of Flaubert en ook zijn werk kan moeilijk met datgene van die meesters vergeleken. Hij is een verteller gelijk Merimée, dezelfde “rapheid” en even boeiend, maar daarbij gestadig een inniger artistiek bewustzijn en een fijner gevoel’. - ‘Mijne formuul? Wel eenvoudig, gelijk ik reeds zegde, met het beste van mezelven, zonder vooropgezette gedachte, steeds in rechtstreeksche aanvoeling roet het leven van mijn Vlaamsche medemenschen, datgene schrijven wat ik goed en mooi en waard vind om voor mijn volk geschreven te worden’.
- ‘En hebt ge geen toekomstplannen? Staan die reeds vast?’
- ‘Wie heeft er geene? Ik ook heb de mijne. Ik denk aan een boerenroman!... Is dat niet aantrekkelijk voor iemand die nog niet over de boeren heeft geschreven? Dan verzamel ik documenten voor een groot werk over het fabriekwerkersleven. Ik denk hier aan het land van Boom en omstreken, het vreemde, roode land aan den Rupel, met zijn steenbakkerijen, scheepstimmerwerven en metaalfabrieken, zijn polders, broeken en moerassen. 't Is wonder, nu ik er ver van verwijderd woon, voel ik er eerst de tragische schoonheid van. En ik heb dan het heimwee naar ginder. En de stad! Ja, ik heb te veel het stadsleven hier te Antwerpen meegeleefd om de stad onaangeroerd te laten. Men heeft weinig grootsch van Antwerpen gemaakt. Men bepaalde zich bij enkele schetsen. In geen boek van onze Vlamen leeft de Scheldestad met haren toren en haren stroom. Het is, eilaas! een franschschrijvende, Edmond de Bruyn, die Antwerpen, “cette surville” zegt hij, het best karakteriseerde. “Ethniquement, géographiquement, moralement, Anvers, depuis qu'elle est se continue. Cette cité monstrueuse a l'égoïsme du bon estomac. Elle aura le don de s'ammiler tous les élements et de les réduire à n'être qu'elle”.
Maar 't zijn plannen alleen! 't Is beter daar niet over te spreken! Alles komt slechts op zijn tijd! Als er nog vele jaren voor mij weggelegd zijn, zal dat alles zich wel verwezenlijken. Nu breng ik een novellenbundel saam: “Die van Helmers” en een bundel “Geheugenissen”. Van beide boeken verschenen reeds enkele brokken in tijdschriften. En eindelijk werk ik duchtig aan een roman: het leven van een journalist’.
- ‘En komen er geen verzen meer?’