had, was zeer begrijpelijk, want zoo ergens, dan was hier de weg gebaand voor een dergelijk oogenfeest door de reeds bloeiende plakkaatkunst en de, zoowel decoratief als illustratief, buitengewone begaafdheid der jongere Engelsche teekenaars, die sedert vele jaren hun kracht zoeken in de puntige, rake karikatuur, welke voor een dergelijke gelegenheid zich meer dan eenige andere kunstvorm bij de omstandigheden aansluit, en tevens een weldaad is, want lachende de waarheid (of zelfs desnoods een onwaarheid) zeggen, maakt minder vijanden dan ernst en zwaarwichtigheid, dan hartstocht en rauwheid, welke in den politieken strijd maar al te dikwerf naar voren treden en vaak genoeg op zeer stuitende en brute wijze.
De kunst is echter thans in Engeland in dezen bruisenden strijd van meeningen lachend en spottend tusschen beiden gekomen, heeft, ondanks haar aantrekkelijke actualiteit, de scherpe kantjes van den partij-strijd afgeslepen, en door de bevordering der wel-gehumeurdheid de goede stemming er bij het kiezend publiek in gehouden. Dr. A. Kuyper verklaarde in zijn voorrede bij het karikaturenboek van zijn politiek leven, dat enkele maanden geleden bij de firma Holkema en Warendorff het licht zag, dat het bekijken van de spotprenten, waarvan hij het onderwerp uitmaakte, hem vaak veel genoegen geschonken heeft, en soms ook veel leering. Wij hebben geen reden aan de oprechtheid dezer uiting te twijfelen en we vinden haar zielkundig ook volkomen verklaarbaar. Aan de dingen een schoonen, geestigen vorm te geven is de manier om boeiend en treffend te zijn, zonder te kwetsen en ziedaar wat ook de Engelsche
plakkaatkunstenaars dezer dagen op talentvolle wijze hebben in toepassing gebracht. Bijna al deze prenten kenmerken zich door wat een Engelsch blad genoemd heeft ‘absence of malice’, ze nemen oen gemoedelijk loopje met de dingen zonder boosaardig te zijn. De aanvoerders bij dezen ‘schilderijen-oorlog’ zijn onder meer geweest G.R. Halkett, John Hassall en E. Huskinson. De meest vinnige dier generaals is Halkett; maar al zien we dezen conservatieven teekenaar, die als advocaat der behoudspartij optrad, het socialisme afbeelden als een afschuwelijken, veelarmigen inktvisch op een prent, die tot onderschrift draagt: ‘Kill it now, John’, dan vallen we toch tevens
uit deze bloeddorstige inleiding tot de gemoedelijke stemming terug bij het beschouwen der kloek geteekende figuur van den grotesken John Bull, die een comische bereddering aan den dag legt om zich het monster van het lijf te houden. Het ondier met zijn spottende drakenoogen is trouwens op zichzelf een caricatuur. Aan het uiteinde van elk der polypenarmen is een handje, waarmee het den vechtenden dikkert volstrekt niet onvriendelijk omstrengeld houdt. Een dier handjes pakt John's opgeheven arm vast, die met de knots der ‘tarief-hervorming’ zijn tegenstander treffen wil, en we krijgen het gevoel of de octopus, die rustig en onbevreesd op zijn partes-posteriores zit, weinig meer is dan een gedresseerd gedierte, dat door den circus-manager John Bull aan het griezelgrage publiek wordt voorgesteld.
Nog wat scherper van ‘pointe’ is een ander, ongesigneerd plakkaat, waarop Brittannia is afgebeeld overladen met balen en tasschen, die het opschrift dragen van verschillende economische belangen welke in Engeland nog steeds op afdoening wachten. Een der leden van het Hoogerhuis, gehuld in zijn mantel met hermelijnen kraag en met een hertogenkroontje op het hoofd, loopt de onder haar lasten