dat doen, zou ik als representatieve werken aanraden in volgorde te lezen: The Ordeal of Richard Feverel, Evan Harrington (met de bewonderenswaardige Countess de Saldar), Rhoda Fleming en Diana of the Crossways. Het is een troost voor arme menschen, dat er sixpenny edities van Richard Feverel en van Rhoda Fleming bestaan. En nu een paar woorden over Meredith als schrijver en als dichter.
Als men mij vroeg in een paar woorden de meest karakteristieke eigenschappen van hem aan te geven, zou ik wijzen op zijn vereering en liefde voor de vrouw, wat zijn gevoel aangaat, en op zijn liefde voor het epigram, het aphorisme, wat betreft zijn stijl. Grootere kenner van de vrouwenziel geloof ik niet dat de negentiende eeuw aanwijzen kan, en vereerend voor haar is het, dat hij haar zoo heel hoog acht. Zijn beroemd aphorisme ‘Woman will probably be the last thing civilised by man’, wijst op ongemeen-groote vrouwenkennis, wat ook een feministe hiervan zeggen moge. Wat zijn stijl het sterk-individueele geeft is niet zoo makkelijk te zeggen. Epigrammatischen stijl vindt ge behalve bij Meredith, bij Shaw, Oscar Wilde en G.K. Chesterton, en toch verschillen deze prozaïsten onderling hemelsbreed. Meredith is een philosoof, een man, die objectief en hoog boven zijn modellen staande, heel subjectief tusschen het verhaal door philosopheert, schertst, coquetteert, volzinnen gezwollen van warm-trillende gedachtendracht en gevoelsvolheid neersmijt met bijna niet te beperken drang. Toch lijkt hij meer cerebraal dan gevoelig. Zijn gevoel is zoo mannelijk, ietwat forsch, gezond-bruut. Maar ondanks dat alles, is hij mysticus, ziener met Keltisch bloed in de aderen. Het trotsche, gesloten gevoelsleven van den Engelschen Germaan uit zich ook bij hem in wat men ‘splendid isolation’ zou kunnen noemen. Als dichter spreekt hij tot weinigen. Hij duidt meer aan dan hij beschrijft, en verliest zich in lange beeldspraak. De natuur heeft hij lief om haar zelve, zooals Keats en Wordsworth, niet als een tooneelachtergrond bij een handeling, zooals Tennyson, ook al is hij er niet afkeerig van een evenluidende natuurstemming te willen zien bij bepaalde ziele-toestanden. Swinburne, de taal-musicus bij uitnemendheid, citeert het volgende uit Modern Love, en zegt: ‘A more perfect piece of writing no man alive has ever turned out’:
We saw the swallows gathering in the sky,
And in the osier-isle we heard their noise,
We had not to look back on summer joys,
Or forward to a summer of bright dye.
But in the largeness of the evening earth
Our spirits grew as we went side by side,
The hour became her husband and my bride,
Love that had robb'd us so, thus blessed our dearth!
The pilgrims of the year wax'd verg loud
In multitudinous chatterings, as the flood
Full brown came from the west and like pale blood
Expanded to the upper crimson cloud.
Love that had robb'd us of immortal things,
This little moment mercifully gave,
And still I see across the twilight wave
The swan sail with her young beneath her wings.
Wat een intens, verrukkelijk brok poëzie, en hoe onzegbaar-mooi van geluid, nietwaar?
Het schijnt mij toe, dat we nog veel te dicht bij dezen reus staan om hem te omvatten en al het moois in ons op te nemen, dat hij voor ons maakte. Ook in Engeland zàl zijn bekendheid ongetwijfeld zich uitbreiden, naarmate de ingewijden machtiger kringen luisteraars om zich scharen. Dan zal ook de weerklank in ons land een echo tooveren en zal George Meredith, wiens asch rust in een urn op de eenvoudige begraafplaats van het dorpje Dorking, ontroering en schoonheid brengen, ook voor heel velen in Nederland.
SIMON B. STOKVIS.
Amsterdam, Juni 1909.