Den Gulden Winckel. Jaargang 5
(1906)– [tijdschrift] Gulden Winckel, Den– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdIdee en leven
| |
[pagina 157]
| |
vergelijking onjuist is, even onjuist als wanneer hij beweerde dat het wonder van den boom uit het zaad ‘even groot’ zoude zijn als het wonder van een boom die, los van 't natuurverband, b.v. zoo maar uit het asfalt van de straat zou opkomen. Eveneens is het misbruik maken van het gebrek aan logisch dóordenken bij 't gros zijner lezers, wanneer B. schrijft (blz. 165): ‘De gansche wereld is inspiratie. Met ons woord en met ons zwijgen (......) bezielen wij elkander, oefenen wij invloed op elkander, inspireeren wij elkander! En ook hij, die dit niet duidelijk inziet, spreekt toch van de inspiratie van den dichter, van den geest van Schiller en Goethe.... Maar dat de allerhoogste en almachtige Geest Gods, de Heilige Geest ook den mensch kan inspireeren, zoodat deze, vervuld van den Geest, de toekomst en het verledene aanschouwt en, als dronken van het Goddelijke, Goddelijke woorden kan spreken, dat loochenen die blinden!...’ Neen Professor - dàt loochenen ‘die blinden’ niet. Slechts een inspiratie essentieel van die van Goethe en Schiller verschillend en dat, wel te verstaan, niet naar haren inhoud, maar in hare werking onderscheiden - dàt en dàt alléén loochenen zij, niet dogmatisch, volgens een aprioristische deductie, maar empirisch-historisch, critisch-inductief. Gij - ge begint niet met te vragen: hééft God zich aan de menschheid geopenbaard, en kunt daarom zonder blikken of blozen blz. 150 aan blz. 151 laten voorafgaan. Waarom moet Gods openbaring noodzakelijk onze verstands-begrippen ‘onderstboven’ werpen zoo het niet is wijl die openbaring anders niet het door u te voren vastgesteld karakter dragen kan?Ga naar voetnoot1) - Is nu met een tegenover staande meening tevens gezegd, dat Gods openbaring dat verstand niet te boven zou gaan? - Geenszins immers! De ‘natuurlijke’ mensch, nogeens, verstaat nu niet en nimmer, de dingen die des Geestes Gods zijn. Maar toch is ook het (natuurlijk) verstand een gave Gods. Met een openbaring die dat verstand ‘onderstboven werpt’, inplaats van het in de juiste verhouding tot de andere deelen van het kenvermogen te stellen, heeft de mensch niets uit te staan, daar zij aan zijnen aanleg vreemd blijft. Maar ik moet kort zijn. - Prof. Bettex strijdt voor zijn overtuiging en dat is zijn recht, neen, zijn plicht. Doch hij strijde eerlijk, met eerbied voor de overtuigingen zijner tegenstanders, ook waar deze in zijn oog dwalen. - Dan zal uit zijn boeken een rustiger, waardiger toon gaan spreken dan tot dusver, een toon vrij van al die kleine geniepigheid (b.v. aan 't adres van de Bijbel-critici) welke wij in een man die zich ‘Christen’ noemt zoo gaarne zouden missen.
* * * Op enkele vlekjes na is de vertaling van het boek zeer goed. GERARD VAN ECKEREN. | |
Versjes en Liedjes voor 't Jonge Volkje door Hendrik van Tichelen met penteekeningen van Edm. van Offel. - Antwerpen, Drukkerij De Vos & van der Groen.Een verzameling versjes voor kinderen tusschen 5 en 12 jaar, hier en daar in den trant van vader van Alphen, andermaal in de manier van Louwerse en Goeverneur en in elk geval slechts bruikbaar voor kinderen uit ouderwetsche gezinnen.
hendrik van tichelen
Wat heeft men in onzen tijd onder ouderwetsche gezinnen te verstaan? Wat men er honderd, vijf- | |
[pagina 158]
| |
honderd, duizend jaar geleden ook onder verstond: gezinnen waar de allereerste opvoeding der kinderen door de ouders wordt gedaan; waar hun eerbied voor God, liefde en vriendelijkheid jegens mensch en dier wordt ingeboezemd, waar zij vooral geen
Illustraties uit: Versjes en Liedjes voor 't Jonge Volkje.
getuigen zijn van twist- en kijftooneelen en wanorde en traagheid als der duivelen sluimerkussens, worden gevloden. Kortom ordelijke, vrome, arbeidzame gezinnen, waar naast gezonde ouders gezonde spruiten tieren. Van ± 65 versjes konden een groot aantal ongedrukt zijn gebleven. Zij raken den kindertoon niet; zij zijn niet natuurlijk genoeg; men voelt het gemaakte er in. Daarentegen zijn er anderen (Rein Jantje; Jantje te Peerd; Sparen; Het Koren; Voor lieve Pop; Groen Jantje; Rap; Minneke poes; De Ooievaar; Het Rietmuschje) die voor huis en school geknipt zijn. Hendrik van Tichelen is een jong Antwerpsch onderwijzer en zijn liedjesgaaf heeft hij onder de jongens en meisjes zijner scholen opgedaan en ontwikkeld; van daar dat hij de gevoelige snaren der kinderhartjes weet te treffen. De penteekeningen van Edmond van Offel zijn allerliefst. Eéne proeve van den kinderdichter volge. Ons klokje.
Daar hangt een aardig klokje
Aan onzen kamermuur,
Dat tiktakt, tiktakt vriend'lijk,
Geregeld, uur aan uur.
De mooie koopren slinger
Slaat deftig steeds de maat;
De wijzer kruipt geduldig
Langs de oude wijzerplaat.
En is een uur verstreken,
Dan piept door 't deurtje, zacht,
Een lieve kleine vogel,
Die koekoek! koekoek! lacht.
‘Mijn vriendjes!’ wil hij zeggen,
‘Werkt vlijtig steeds en vlug,
Want kom ik wel eens kijken,
De tijd komt nooit terug!’
|
|