Snufjes
Marens, (Phil.). Tusschenspel.
Een Delftsch student, Evert van Staalhof, heeft liefde opgevat voor een aardige koriste, met wie hij in den Haag gaat samenwonen. Lang duurt dat poëtische leventje echter niet, omdat Evert's moeder haar zoon niet verder wil onderhouden en zijne maandelijksche toelage inhoudt, wanneer hij weigert de omgang met zijne minnares af te breken. Na veel moeite gelukt het hem in Amsterdam een zeer ondergeschikte, weinig lucratieve betrekking te krijgen, waar hij nu met zijne Suze van zijn karig salaris een armoedig bestaan leidt. Teneinde de huishoudelijke uitgaven te beperken gaat Suze voor onbepaalden tijd logeeren bij een tante in Brussel, waar zijna eenigen tijd sterft tengevolge van gevatte koude, door onvoldoende kleeding, en zwakheid, doordat zij een tijdlang onvoldoende voedsel heeft gekregen.
Evert heeft in dien tijd een paar zijner vroegere studievrienden aangetroffen en gaat met hen weer zijn oude leventje beginnen van kroegloopen en boemelen.
Spannend is dit boek weinig: de karakters van Evert en zijn vrienden zijn niet bijzonder aantrekkelijk of krachtig; het werk is goed maar staat lang niet hoog.