Den Gulden Winckel. Jaargang 5
(1906)– [tijdschrift] Gulden Winckel, Den– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdFragment
| |
[pagina 63]
| |
muts, blijkbaar eens het eigendom van een Belgischen gendarm, op het hoofd, schier bedekkend de oogen; vuilroode tressen op een donker versleten en gevlekt buis, eng omrondend den dikken romp; een wit linnen broek, waarlangs een breed gouden bies; achter hem de tamboer; bij het betreden van den dorpsweg harder, krachtiger, in vlugger tempo nog, neerrammelend de stokken op den trom; deze wordt onmiddellijk gevolgd door een breedgeschouderden, krachtigen man, hoog voor zich uit, de stok rustend in een lederen koker op zijn buik, een rood fluweel vaandel, waarop, in dik goud gestikt, het beeld van den heiligen Hubertus, den patroon van Gemmenich; aan den top, onder een zwaar vergulden valk, enkele medailles, prijzen, die de schutterij bij verschillende wedstrijden heeft behaald; vervolgens de schutters, 't geweer op den schouder, de meesten in donkere jassen van allerlei vorm en snit; enkelen, in zwierig blauwen kiel met breede, zwarte linten fladderend om het lijf; allen witte broeken en zwarte met gouden biezen afgezette petten met rechtstaanden glimmenden klep. Weldra een nieuwe troep, de schutterij van Bordenberg, een net keurig corps in lichtblauwe uniformen met witvilten deukhoeden, den linkerrand opgeslagen en met rood-wit-blauw roset aan den bol bevestigd; de donkerblauwe banier, weelderig met gouden franjes afgezet; tallooze medailles, zilveren en gouden, bengelend aan den vlaggestok. In het midden van den troep een krachtig-stoere figuur, de eenige, geheel in 't zwart gekleed, een hoogen hoed op het hoofd, waarom een lauwerkrans van gouden bladeren, het symbool van de kroon, want hij is de koning der schutters; een driedubbele keten van zilveren en gouden platen, die borst en rug bedekken - 't zijn gedenkpenningen van vorige overwinnaars in de schietwedstrijden aan hun schutterij geschonken, met vermelding van naam en datum der overwinning. Een goedkeurend gemompel tusschen de bewonderende menigte, als zij voorbijschrijden in flinken marschpas; hier en daar een kreet: ‘vivat de Holländer’. Dan aan de andere zijde een corps uit Horsbach, ook goed, stemmig gekleed; de schutters stijf-stram marcheerend, het lijf recht, fier omhoog, de borst vooruit, de geweerloopen glimschitterend in de zon, blijkbaar oude soldaten van het Duitsche leger. Bijkans tegelijkertijd, die uit Kerkrade, schier allen mijnwerkers, stemmig in 't zwart; op den kleinen tartarenmuts kruiselings een zilveren schop en houweel. En dan verder van alle kanten tromgeroffel, waarvan de echo's dreunen in het dal; de schutterijen van schier alle omliggende dorpen tot uren ver in den omtrek, weldra vereenigd op den grooten dorpsweg. Een hartelijk begroeten van elkaar, een handengewuif met lachende monden, een elkaar toeroepen met forsche stemmen.
mr. l.h.j. lamberts hurrelbrinck
De talrijke herbergen aan beide zijden van den weg spoedig vol; een dringen en schuifelen naar het buffet; een luid schreeuwen om bier met krachtig uitgeroepen verzekeringen, ‘dat ze doorsch höbbe, doorsch wie e peerd’; hier een Limburger, een provinciegenoot uit een ander dorp als welkomstgroet toelachend: ‘verdomme, doe auch hie’, daar het lang uitgehaald ‘nondiu’ van den Belg, ginds het rollend ‘Donnerwetter’ van den Pruis. Allen vroolijk, opgewekt, blijjoelend in uitgelaten pret, een geratel uit de geopende vensters, een roezemoezig gegons over het geheele dorp. Plots een trompetgeschal, het signaal van vereenigen, waarop allen naar buiten. Ieder weer terug, haastig naar de plaats die hij straks heeft verlaten, waar hij zijn makkers zal vinden. ‘Gibt acht’ de forsche stem van den generaal der Vaalser schutterij. Allen stil, bewegingloos op de stramme beenen, starend recht voor zich uit in diep ernstig stilzwijgen. ‘Rechts richt euch’. Een algemeen ter zijde schuifelen met kleine dribbelpasjes tot vlak naast elkaar; thans rij aan rij de verschillende corpsen; voor elk der schutterijen de banier hoog-recht. ‘Rechts um - Vorwärts-marsch’ en voort gaan ze in regelmatig gestap naar de feestwei van Geller. Mr. L.H.J. LAMBERTS HURRELBRINCK. |
|