Den Gulden Winckel. Jaargang 3
(1904)– [tijdschrift] Gulden Winckel, Den– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 177]
| |
Oude boekenNooit zult ge, o Vaderland! vergeten,
Den Bard, die in uw jammernacht,
Al zingende op uw puin gezeten,
Daar stervende u nog offers bragt;
Die u, gelukkig door 't verleden,
Volzalig noemde en 't nadrend heden;
Die, tijd en lot vooruitgesneld,
Aan 't hoofd van uwe dichterscharen,
Den val van uw geweldenaren
En 's werelds vrijheid heeft voorspeld.
DEZE hooggestemde lofspraak van Maurits Cornelis van Hall gold Jan Fredrik Helmers, den dichter van ‘De Hollandsche Natie’. Dit dichtstuk, een middensoort tusschen het heldendicht en het lierdicht, verscheen in 1812, het gevaarlijkste jaar der Fransche overheersching in ons land. Het is een hartstochtelijke vaderlandsche ontboezeming en bezingt Hollands aloude glorie op het oogenblik, dat Holland van de lijst der onafhankelijke staten was uitgewischt. Er is gezegd, dat de vermaardheid van Helmers meer is toe te schrijven aan de tijdsomstandigheden, dan aan eenige eigene, hem onderscheidende verdiensten, en zeker er valt - om bij ‘De Hollandsche natie’, een dichtstuk van ruim 3000 verzen, te blijven - heel wat te gispen, ‘hij zwaaide het wierookvat veel te hoog’, maar naar waarheid heeft Lulofs gezegd, het zijn gebreken die de middelmatigste kan opmerken en dikwerf met een pennestreek verbeteren, maar wier schoonheden de bekwaamste vaak niet in staat is na te volgen. Helmers ontving van zijn uitgever J. Allart te Amsterdam voor ‘De Hollandsche Natie’ een zak zesdehalven, onder voorwaarde dat de censuur geen bezwaar zou maken. De censuur! Na lange voorbereiding waren met 1 Januari 1811 de Fransche wetten op de drukpers in werking getreden. En deze waren alles behalve malsch. Vóór de uitgaaf moesten de boeken en boekjes aan de overheid worden ingeleverd, als Contrôle voor de te betalen belasting: een centime het blad, maar vooral om toe te zien op den inhoud. Alle boeken zonder onderscheid waren voor hun uitgaaf onderworpen aan censuur. Door tusschenkomst van maires ontvingen alle drukkers en boekhandelaren den volgenden brief: (Amsterdam,) 10 Juni 1811. ‘Ik ben van wegen den Heer Directeur der Policie in Holland gelast, u te berigten, dat, behalven de vijf exemplaren, die het Keizerlijk decreet van den 5 den February 1810 u beveelt aan den Heere Prefect van uw Departement optezenden, één exemplaar van alle werken, die gij zoudt willens zijn uit te geven (classieken alleen uitgezonderd) voor den dienst van de algemeene Directie der Policie in Holland, alhier aan mij, franco te doen toekomen; wordende wijders u de verplichting opgelegd, het Manuscript, van welk werk het ook zij (de classieken steeds uitgezonderd), het welk gij zoudt willen drukken, vóór het ter perse leggen, aan welgemelde Directie mede franco, te doen geworden; met bijvoeging eener nota, aan wijzende den naam van den schrijver, van den Vertaler en dien van den Uitgever; ten einde de toestemming tot de uitgave te bekomen’. Spoedig daarop werd ook aan de kunsthandelaars, plaatdrukkers en graveurs bevolen, vijf exemplaren van elke plaat aan het hotel der prefectuur in te zenden voordat ze in den handel gebracht werd. Zoo werd dan ook het handschrift van Helmers' Hollandsche Natie ingeleverd.
j.f. helmers
Het baart verwondering dat de censuur slechts 150 regels in de eerste drie zangen geschrapt heeft, terwijl de laatste drie zangen onveranderd uit de smeltkroes te voorschijn kwamen. ‘Eerst na de uitgaaf schijnt de regeering tot het inzicht gekomen te zijn, dat de censuurGa naar voetnoot*) hierin haar gewone voorzichtigheid te buiten gegaan was. Kon ze het mogelijk gestichte kwaad niet meer afwenden, dan toch kon er een voorbeeld gesteld worden om bij anderen afschrik te wekken tot het aanvuren van een verkeerden volksgeest. In Februari 1813 kwam | |
[pagina 178]
| |
er bij de politie te Amsterdam een keizerlijk bevel om Helmers in hechtenis te nemen en hem onverwijld naar Parijs te doen opzenden. De dichter was den 26en, twee dagen te voren, overleden’. In de herdrukken van De Hollandsche Natie zijn de uitgelaten en veranderde plaatsen naar het oorspronkelijk handschrift hersteld. Titelprent voorkomende in de eerste, zeer zeldzame 8e uitgaaf van ‘De Hollandsche Natie’.
Evenals de laatste drie zangen zijn ook Voorrede en Voorzang onveranderd gebleven. Het zou de moeite loonen de beide teksten tegen elkander over te stellen; om niet te uitvoerig te worden moeten we ons tot den eersten zang beperken. | |
Eerste zangGa naar voetnoot**).Handschrift: In de eerste, zeer zeldzame 8e uitgaaf komt een door Reinier Vinkeles ontworpen en gegraveerde titelprent voor, die hierbij verkleind is weergegeven. F. BEZEMER. |
|