Het Fries als volkstaal
Waarom Volkstaal, waarom 't Fries bestudeerd, door Dr. F. Buitenrust Hettema. - Amsterdam, v. Holkema en Warendorf.
RIJKDOM van gedachten met beknoptheid van stijl, tot in het Spartaanse toe hier en daar, maken dit geschriftje tot 'en belangrijk werk, hoe klein het ook is.
De wetenschappelike betekenis van het herlevende Fries wordt ons duidelik gemaakt. Voor velen was dat doen-aan-Fries alleen maar 'en gevoelskwestie; er waren er die spraken van ‘die gekken die de alles gelijkmakende wereldstroom wilden keren’; anderen haalden eenvoudig de schouders op en dachten er het hunne van, maar velen ook voelden de hoge waarde van het eigene, het innige, van de taal hunner kinderjaren, waarin zij zich het allerbeste konden uitdrukken. Hoe krachtiger de stroom-naar-het-eenvormige, des te heviger ook de tegenstroom-naar-het-eigenaardige. Zo wordt in deze tijd van het snellen van land tot land, meer dan ooit in de landen van de Germanen werk gemaakt van de volkstaal en z'n studie. Zo ook in Friesland, en de wetenschap kan vooral gebruik maken van het Fries, omdat er zoveel hulpmiddelen zijn dat te leren: spraakkunsten; al hebben ze hun gebreken, de litteratuur en vooral het levende woord is rijk genoeg om die grammaire raisonnée te verhelpen; 'en rijk toneel, 'en woordenboek-inwording, 'en paar tijdschriften en 'en jaarboekje; meer materieel dan enige gouwspraak biedt, om alleen nog maar bij het Fries van onze eigen tijd te blijven.
Het belang hiervan voor 't onderwijs, Lager, Middelbaar en Hoger, is groot. Bij 't Lager diende men in Friesland op de dorpen overal er van uit te gaan, om vooral te wijzen op het verschil in karakter tussen 't Nederlands, dat de Friese dorpsjonge als 'en vreemde taal leren moet, en z'n eigen sprake; om hem zó ook de rijkdom van z'n eigen taalschat te laten voelen. Of het veel gebeurt, betwijfel ik.
Maar ook voor het Middelbaar en Hoger, omdat verschillende taalverschijnsels van Duits, Engels en Noors in 't Fries voorkomen. Wie Fries kent b.v. zal zonverbrand, sneeuwbedekt en dergelijke samenstellingen niet meer, zoals zo vaak in krietieken voorkomt, voor anglicismen houden en denken alleen aan a sunburnd face.
De taalstudie kan in 't nu nog levende woord 'en rijke schat verschijnsels vinden; en dan nog: komt men niet nader tot z'n volk te staan, daalt men niet tot de diepten van zijn gemoedsleven af door zich heel gewoon met hem in eigen taal te onderhouden? Zouden vergissingen als voor de rechtbanken voorkwamen wel gebeurd zijn als de aanklagers wat beter op de hoogte van het Fries waren geweest. Zie, geen Germaans volk is zo vast op een plaats gebleven, de eeuwen door, als het Friese, maar daardoor ook heeft het buitenlandse daar opgenomen 'en eigen Friese tint gekregen. Dat het Fries nu echter al een krachtig leven leeft, zoals Hettema zegt, geloof ik maar half. Er zijn mij te veel in de grote dorpen, die hun Fries verbergen uit schaamte, ja het haten en zich Hollanders trachten te tonen, wat ze nooit kunnen worden; en dat euvel heb ik onder alle standen opgemerkt, onder de meer gegoede burgerstand wel het meest, en waar Hettema een groot optimist is maak ik mij wel eens bezorgd over het Fries, dat te veel aan de oppervlakte kookt. Troost geven dan, al is het voor de taal ook 'en heel schrale, 'en paar regels van Troelstra:
Mei ek namme en tael forgean.
Dou o frijdom bljouw bestean.