Pollux en Minucius Felix leefden omtrent 200 jaren na Christus!’
Nu, dat zeer eenvoudige natuurspelletje zal ook wel vóór Christus gespeeld zijn, waarschijnlijk zoo lang als er platte steentjes en water, en menschen met armen aan het lijf, op ons wereldrond gevonden zijn.
De schrijvers geven meer dan 150 benamingen voor dit spel. Zij beginnen, alfabetisch, met aandeloppekes maken, dat zij verklaren als aande-loopekes - eende-sprongetjes. Men ziet dus: wel een gelegenheid voor taalstudie in dit met zooveel zorg bewerkte boek.
Ook aan het werpen met muntstukken worden een groot aantal bladzijden gewijd, al weer met tal van benamingen. Kruis of munt heet ook Haan en plaat, Kop en wee, Kop of letter, Leeuw of letter, Wapen of letter, Meunte of misse... en wat de volksspraak verder verbasteren of verzinnen mag.
Uit: ‘Kinderspel en Kinderlust’.
Het werpen met kersesteenen wordt ook onder de kinderspelen gerangschikt, doch wij mogen niet nalaten hierbij aan te teekenen dat het ten noorden van de Moerdijk ook door groote lieden gedaan wordt.
Zeer uitvoerig zijn de schrijvers over de Balspelen, en zij geven er de toepasselijke deuntjes bij met talrijke varianten, waarvan menig lezer dezer regels er nog uit zijn jeugd kennen zal, zooals:
Karolijn zat achter 't gordijn.
Ze droogt ze weer af, enz.
En dan van:
Voor menigeen herinneringen!
Bij het Raketspel wordt een plaatje gegeven naar Jacob Cats, en eenige bekende regels uit den Spieghel van den O. en N. Tijd worden er bijgevoegd, evenals hier en daar andere toepasselijke aanhalingen. Wij missen hier uit de kindergedichten van Hieronimus van Alphen: Terwijl ik bezig met raketten aan 't venster was - van den waarheidlievenden Cornelis, die een glas brak.
Het bikkelen, pikkelen of hilten - zooals 't bij ons ook genoemd wordt - krijgt een flinke beurt, die als handleiding voor dit spel kan dienen. Bolspelen, als kegelen, zijn ook niet vergeten; en dan hebben we nog te vermelden de spelletjes met de handen, als het maken van schaduwbeelden, en het af- en overnemen van een touw op de handen; maar de vermelding dat er kinderen zijn die hun vingers doen kraken of, als zij dorst hebben, uit de hand drinken, had wel achterwege kunnen blijven. Van natuurswege zijn er altijd kinderen geweest die met sommige van hun lichaamsdeelen spelen, al is 't maar dat zij den grooten teen in hun mond steken of scheve gezichten trekken.
De rijmpjes van Duimelot en Likkepot, en Fikkefak had hem thuisgebracht, van Ga na de markt en koop een koei, en al die oude bekenden, blijken wèl verspreid te zijn en naar omstandigheden ingericht. In Roomsche streken waar vroeger weverijen waren, geeft men een stukje van de lever voor den zieken wever, en een stukje van 't oor voor den zieken pastoor.
Uit: ‘Kinderspel en Kinderlust’
De schrijvers spreken ook van spelen die verdwijnen; het Beugelen, het Dokken en het Kolven, die bijna uitgestorven zijn. En zoo hebben wij ook het vroeger zeer algemeene knikkeren zien heengaan. Daartegenover wijden zij een paar bladzijden aan het ‘Voetbalspel en andere ingevoerde uitheemsche balspelen.’ Zij voegen er dadelijk bij: ‘Wij beschrijven ze echter niet, wij meenen dat het geen Vlaamsche kinderspelen zijn; het zijn en blijven aristocratische spelen, bij ons Vlaamsch volk zelf onbekend.’ Zij noemen de uit Engeland naar ons overgewaaide spellen op, en erkennen tevens dat het voetbalspel zich begint te verspreiden onder