Den Gulden Winckel. Jaargang 3
(1904)– [tijdschrift] Gulden Winckel, Den– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 153]
| |
Derde Jaargang No. 10 | |
De dichter Peter RoseggerLORENZ ROSEGGER, de vader van de dichter, waarover ik de lezers van Den Gulden Winckel het een en ander wil vertellen, was een zeer goedhartige maar weinig ontwikkelde boer, geloovig Katholiek tot de bodem van zijn hart. Zijn geheele literarische kennis bestond uit eenige kerkelijke fragmenten, voornamelijk gebeden en aanroepingen van heiligen, die hij (niet lezen kunnende evenals alle andere bewoners van het gehucht) uit de geregeld bezochte kerk in het twee uren bergafwaarts gelegene Krieglach naar huis bracht. Dit beperkte répertoire werd echter door hem bij alle denkbare gelegenheden te pas gebracht, hetgeen zijn even geloovige maar meer verstandige wederhelft dikwijls placht te ergeren. ‘Laat toch teminste’ zei ze op zekere morgen tot haar ‘Lenz’, ‘laat toch teminste onder het scheren voor een oogenblik de heiligen met rust, anders snij je je met al die fratsen nog in je bakkes’. - In zijn fanatieke getrouwheid aan alle tradiciën en symbolen van het Katholicisme trachtte Lorenz ook zooveel in hem was zijn kinderen in dezelfde beginselen groot te brengen. De zeer begaafde Peter trachtte al spoedig uit alle uiterlijkheden van het Katholieke geloof een diepverborgene geestelijke beteekenis te trekken, die er door de meeste geloovigen waarschijnlijk heelemaal niet in werd gezocht. Maria Rosegger, geboren Rosegger (toevallige overeenkomst van naam), de moeder van onze dichter, was, zooals reeds gezegd is, liberaler dan haar man. Evenals Göthe kon ook Peter Rosegger getuigen dat i ‘vom Mütterlein die froh' Natur und Lust zum fabuliren’ geërfd had. Maria Rosegger kende namelijk een menigte sprookjes en geschiedenissen, die zij in 't schemerdonker aan de kleine Peter vertelde. Al deze verhalen werden door de jonge toehoorder gretig opgezogen en later met allerlei wijzigingen aan de jongere kinderen oververteld. Betrekkelijk spoedig was de moeder aan 't eind van haar geheele vertellingenvoorraad genaderd, waarna de kleine Peter van knechts en meiden, van boeren en boerinnen, kortom uit iedere beschikbare bron zich nieuwe verhalen wist te verschaffen. De invloed van moeder Maria Rosegger op de verstandelijke en zedelijke ontwikkeling van haar zoon mag men gerust bizonder hoog stellen. Zij was het, die hem door haar verstandig-liefdevolle leiding voor goed de lust tot liegen en tot het stelen van kersen enz. bij buren deed vergaan. Tot het gemoedelijke element, dat bijna alle werken van Peter Rosegger bij uitnemendheid kenmerkt, heeft Maria buiten eenige twijfel een belangrijk aandeel bijgebracht. Eerst ettelijke jaren over de leeftijd, die bij ons voor het eerste schoolbezoek is aangewezen, deed zich voor Peter eenigermate een begin van een officieele leergelegenheid op. Een wegens ongeloovige uitingen uit zijn betrekking ontslagen onderwijzer kwam na een lange broodelooze zwerftocht in deze streek aan en smeekte de boeren uit dit en andere dorpen om hem zijn kost en | |
[pagina 154]
| |
inwoning te laten verdienen door 't houden van een soort van schooi met hun kinderen. De boeren hadden hiernaar aanvankelijk heel weinig ooren. Hun voornaamste tegenargument was dit, dat alle vroegere bewoners van de streek ook zonder eenige soort van onderwijs ‘seli' g'storben’ waren, maar eindelijk lieten ze zich toch overhalen, onder voorwaarde, dat de onderwijzer buiten de schooluren ook nog aan ‘was g'scheidteres’ wou meehelpen. - Het onderwijs werd zeer gebrekkig en met enorme tusschenruimten gegeven, maar Peter leerde vlug lezen en verslond met huid en haar de weinige oude boeken, die i machtig kon worden. Peter had intusschen bij alle bewoners van zijn dorp en de omliggende plaatsen een groote naam van geleerdheid verworven. Hij werd overal geroepen om voor te lezen uit stichtelijke boeken, o.a. bij stervenden. Al spoedig kwam i op het denkbeeld om bij zulke gelegenheden iets te ‘lezen’, wat eigenlijk niet in het boek te vinden was, maar dat i voor de boeren veel beter verstaanbaar achtte (zoowel in taal als gedachte) dan alles wat er wèl stond. Het honorarium, dat de kleine Peter voor zijn leesbeurten genoot, was aanvankelijk gelijk nul, maar werd later, toen zijn naam meer bekend was, op 2 Kreutzer (ongeveer 2½ cent) per leesbeurt bepaald. Voor een opgespaarde schat van 18 Kreutzer kocht Peter eens een kalender met dagwijzer, landbouwaanwijzingen, verhalen, gedichten en prenten. Het volgende jaar kwam i op het denkbeeld om liever... zelf een kalender te maken. Het mengelwerk en de teekeningen hiervan werden wel in de geest van de vorige jaargang, maar verder geheel oorspronkelijk geleverd. Ook de ‘weervoorspellingen’ ontbraken niet en het toeval wilde, dat een door de jonge dilettant-weerprofeet tegen de tweede Paaschdag voorspeld onweer zich werkelijk in de vroege morgen van die dag voordeed, terwijl de officieele kalender ‘wolkenloses Frühlingswetter’ voorspeld had. Door deze omstandigheid kwam Peter's jaarboek bizonder in trek. Iedereen wilde het eenige exemplaar inzienGa naar voetnoot1), en de lezers betaalden vlotweg een gerande Kreutzer per hoofd voor dat genot. Dat roem en eer op deze wereld niet bestendig zijn, moest Peter in het volgend jaar op een bittere wijze ondervinden. Ofschoon i namelijk aan alle onderdeelen van de nieuwe kalender alle denkbare zorg had besteed, was hem één kleine vergissing overkomen... Pinksteren kwam n.l. bij hem ditmaal voor de variacie vóór Paschen... voor de boeren wasdit beslissend - ‘so dumm sammer nit!’ - en al de prachtige verhalen, verzen en prenten waren niemand een Kreutzer waard! Het werd langzamerhand tijd, dat de jongen een ambacht leerde. Wat zou i worden? Een boer zou er niet uit hem groeien, dat stond vast. Op zekere Maandag bracht moeder Rosegger haar jongen naar Schneidermeister Nazi om hem als leerling aan ZEd. voor te stellen. Schneidermeister Nazi is een kostelijk type, in latere geschriften van Rosegger voor ons geschetst. Hij was een doodgoed, gezellig rnensch, maar eenige snijderseerzucht was hem niet vreemd. Toen moeder Maria bij haar voorstelling speciaal releveerde, dat haar Peter nu maar snijder zou worden ‘omdat i toch voor boer heelemaal niet deugde’, viel Meister Nazi haar tamelijk gemelijk in de rede met de woorden: ‘Jô, jô, i versteh' schon. Schneider werden dass wili heutzutag' jeder Mist un' Dreck’.
peter rosegger
Peter's vlijt en ijver in het edele snijdersvak waren niet zóó of hij hield nog wel ongeveer de helft van zijn tijd over voor dichten en schrijven. Toen i tot Schneidergesell bevorderd werd, was zijn hoeveelheid manuskripten al groot genoeg om een behoorlijk groote bakkersmand te vullen. In vroolijke gezelschappen werd geregeld ‘der lustige junge Schneider’ geroepen om te zingen of voor te dragen. - Toen het eens bekend werd, dat een troepje ‘Wiener Herren’ de streek zou bezoeken, had Rosegger voor die gelegenheid een soort van tooneelstuk in verzen gemaakt en met eenige landelijke acteurs en actrices ingestudeerd. Op de bewuste dag zou het stuk onder de open lucht worden afgespeeld, maar... na het eerste tooneel van het eerste be- | |
[pagina 155]
| |
drijf gaven de ‘Wiener Herren’ ieder een Kreutzer ‘damit 's gleich aufhört!’ - Deze Kreutzers werden aan Rosegger ter hand gesteld en vormden zijn eerste (voorloopig weinig opwekkelijk) Schriftstellerhonorar. Een van de ‘Wiener Herren’ had intusschen half schertsend de dichter aangeraden ‘auch'mal’ wat in die Zeitung zu schicken’, en dit had i, hoe geërgerd ook, zich in 't oor geknoopt. Werkelijk zond i eenige tijd later een paar gedichten naar de Grazer Tagespost (de krant die Meister Nazi voor z'n snijpatronen gebruikte). De redacteur van dit blad, Dr. Swoboda, later een van de trouwste vrienden van onze dichter, was niet alleen een zeer ijverig en bekwaam redacteur, maar tevens (zooals uit Rosegger's werken voldingend blijkt) een echt eerlijk en edel mensch. Hij was een Czech van geboorte, maar had een volledige Duitsche opvoeding genoten. Spreekt het Czechische woord Swoboda van ‘vrijheid’, liberaliteit was werkelijk een der voornaamste karaktertrekken van de man, die zoo heette. Eerst veel later kreeg Peter van Swoboda een zeer sympathétiesch antwoord, waarin deze hem o.a. verzocht hem alles te willen zenden, wat i tot dusver geschreven of gedicht had. Peter had geen geld genoeg on zulk een kolossale papiermassa per post te verzenden, maar toen eenige tijd later een ander lid van zijn familie naar Graz moest droeg i Peters ‘Sämtliche Werke’ in een mand op zijn rug naar het redactie-bureau. Daarna verliepen er weer verscheidene maanden. Toen Rosegger de geheele geschiedenis al bijna vergeten was en hij de Kerstdagen in het ouderlijk huis kwam doorbrengen, hoorde i daar dat de postbode er verscheiden malen geweest was, dat Peter zoo gauw mogelijk aan de post moest komen, want dat er daar een massa brieven en pakken voor hem lagen. Hoewel het negen uur 's avonds was toen Peter dit hoorde en het post-kantoor
peter rosegger's Slaapvertrek.
ruim twee uur gaans verwijderd was, wou i toch met alle geweld ‘dadelijk’ er naar toe. Hij kwam er om elf uur aan, maar vond natuurlijk het kleine postkantoortje dicht. Gelukkig was de kerk voor de middernachtsmis open. Peter woonde de godsdienstoefening bij en sliep daarna bij een boer in de stal. De volgende morgen was i een uur te vroeg aan 't kantoor. Toen het loket eindelijk openging werd hem (zijn toilet zal waarschijnlijk niet al te best gesoigneerd geweest zijn) door de beambte toegesnauwd: ‘Zuerst alle Andre!’ Toen alle anderen geholpen waren, kreeg i eindelijk gehoor en werd hem behalve een exemplaar van de Grazer Tagespost een groot aantal brieven en pakketjes, waarvan verscheidene van geldswaarde, toegestopt. ‘Alles für den Naturpoët, nehm' Er 's nur Alles gleich mit!’ zei de nijdige beambte. Dr. Swoboda was er in geslaagd in een gloeiend gesteld artikel de aandacht van zijn publiek op den Steirischen Naturdichter te vestigen. Van dat oogenblik af aan begon voor Peter een geheel ander leven. Door de invloed van Dr. Swoboda werd i eerst voorloopig in de boekhandel als bediende geplaatst in een tamelijk ver gelegene plaats. Toen i 't in de boekhandel niet langer kon uithouden (hij mocht alleen boeken afstoffen en inpakken, geen boeken lezen) zorgde Dr. Swoboda nog eens voor hem op een andere manier. Peter werd namelijk op zijn aanbeveling zonder admissie-examen en met vrijstelling van betaling geplaatst als leerling van de laagste klasse op de Handelsakademie (wij zouden eenvoudig handelsschool zeggen) te Graz. Ofschoon de volwassene Peter hier met heel kleine jongens in een klasse zat, was hem deze schikking toch bizonder aangenaam, vooral omdat i aan zijn leeraren nu en dan eens het een en ander mocht vragen. - Wiskunde en de handelsvakken interesseerden hem intusschen maar zeer weinig - ge- | |
[pagina 156]
| |
schiedenis en letterkunde daarentegen bizonder. Terwijl Rosegger nog op de Handelsakademie de lessen volgde, maakte i geheel door eigen initiatief kennis met de toen al algemeen bekende en gewaardeerde schrijver Robert Hamerling. Rosegger zelf voelde zich aanvankelijk tegenover Hamerling, ofschoon deze hem zeer vriendelijk ontving, niet op zijn gemak, vooral tengevolge van de afgemetene
Handschrift van peter rosegger
min of meer gemaakte manier van spreken aan deze beroemde schrijver eigen. - Later zijn Rosegger en Hamerling groote vrienden geworden. De persoon van de laatste bleef echter zijn jongere vriend voortdurend in die mate imponeeren, dat i hem niettegenstaande zijn aanhoudend verzoek, in zijn brieven in plaats van ‘Lieber Freund’ altijd door ‘Herr Professor’ bleef noemen. Onder de goede vrienden van onze dichter moeten ook vermeld worden de uitgever Heckenast en de schilder Defregger. Ook de uitgever Staackmann werd na Heckenast's dood 's dichters vriend. Peter Rosegger is voor de tweede maal gehuwd en verheugt zich thans in 't bezit van een aantal volwassen kinderen uit beide huwelijken. Een van zijn zonen is een gezocht medicus, een ander rechtsgeleerde en als de beide zoons bij hun vader te gast zijn, krijgt i somtijds in elk van zijn ooren een verschillend collége, een juridiesch in het eene en een mediesch in het andere. Twee groote filanthropische daden van Rosegger in de allerlaatste jaren zijn de stichting (door het oproepen van inteekenaars) van een mooie (evangelische) kerk en een flinke school in de streek zijner geboorte. (De kinderen van R. zijn evangeliesch gedoopt en aangenomen, hij zelf is Katholiek gebleven.) Op zijn sestigste verjaardag in het vorige jaar werden aan de dichter (tegen zijn eigen verlangen) van alle zijden de meest verschillende soorten van warme hulde gebracht. - Een van de meest merkwaardige hiervan is stellig zijn benoeming tot eere-doctor in de filozofie aan de Hoogeschool te Heidelberg. In de laatste helft van zijn leven trad Rosegger behalve als schrijver voortdurend in verschillende plaatsen van Oostenrijk en Duitschland ook als voordrager op. Eerst in de allerlaatste jaren heeft i, overigens in tal van opzichten zijn voorbeeldige werkkracht bewarende, dat bizondere gedeelte van zijn arbeid vaarwel gezegd. Van de ontzachelijk talrijke werken van Rosegger stip ik er hier maar enkele weinige aan, n.l. de romans Jakob der Letzte, das ewige Licht en Weltgift, de bundel Als ich jung noch war, de schilderingen van Das Volksleben in Steiermark, de literatuurhistorische bijdrage Persönliche Erinnerungen an Robert Hamerling en het vooral in moreele zin hoogst belangwekkende Mein Himmelreich, Geständnisse und Erfahrungen. - In Stiermarkensch dialekt schreef R. de bundels | |
[pagina 157]
| |
Zither und Hackbrett (gedichten) enz. - Van het tijdschrift Heimgarten was de dichter gedurende tal van jaren de redacteur en de voornaamste medewerker.
De meest vernietigende kritiek, die ooit over Rosegger's werken werd uitgesproken, was volgens zijn eigen zeggen... die van zijn oude voormalige principaal Schneidermeister Nazi. Toen Rosegger voor eenige jaren de hoogbedaagde man nog eens bezocht, werd i door deze op vriendelijk-beschermende toon begroet met de woorden: - ‘Ik heb wel 'es verzen van je gezien. - Voor 't snijdervak had je wel niet veel schenie, een goede kleermakersbaas zou er nooit van je gegroeid zijn, maar... 't is toch erg jammer, dat je maar niet liever hebt doorgezet!!’
Dr. J.M. HOOGVLIET. |
|