Den Gulden Winckel. Jaargang 3
(1904)– [tijdschrift] Gulden Winckel, Den– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdDe mysteriën van Mithra.BIJ een bezoek aan het Louvre te Parijs kan men in de Salle des quatre Saisons het groote bas-relief Borghèse bewonderen, een der beroemdste overblijfselen der Mithracistische kunst, afkomstig uit een grot van het Romeinsche Kapitool. Evenals een marmergroep in het Britisch Museum te Londen stelt het bas-relief Borghèse den stierdoodenden Mithra voor: een held, edel van gelaat, die, met het linkerbeen op den rug van zijn slachtoffer geknield, zijn zwaard in diens nek steekt. Het is de belangrijkste heldendaad uit het aardsche leven van Mithra, die hier wordt afgebeeld: als bondgenoot van den Zonnegod doodt hij, na een lijdensweg te hebben afgelegd, den wilden stier, uit wiens sterven de vruchtbaarheid, het leven der wereld geboren wordt. Eene Scheppingsmythe dus, waarin Mithra de hoofdrol speelt. Maar hèm wacht nog eene andere taak: het menschdom wordt in zijne bijzondere zorg aanbevolen; en als straks Ahriman, de booze geest der duisternis, de kinderen der menschen op velerlei wijze belaagt, dan zal het blijken, welk een machtigen beschermer zij in Mithra bezitten. Oorspronkelijk de god van den lichtenden hemel bij dag en nacht, werd hij oudtijds onder de hoogste goden gerekendGa naar voetnoot*), maar door de Zarathustrische hervorming op den achtergrond geschoven, totdat hij in den jongeren Perzischen Godsdienst, zij het ook onder gewijzigde gedaante, is opgenomen. Onder Babylonischen invloed werd hij tot zonnegod. Nog grootere veranderingen grepen in het Mithracisme plaats, toen het in Klein-Azië zich naar plaatselijke behoeften schikte en hellenistischen invloed onderging. Mithridates Eupator van Pontus zou het tot staatsgodsdienst hebben verheven, indien de overwinning, door de Romeinsche wapenen op hem behaald (63 v. Chr.) dit plan niet had doen mislukken. Tot grootere bekendheid in het Westen geraakte de Mithradienst eerst in de eerste eeuwen na Christus, en wel door middel van Oostersche soldaten aan de grenzen van het Romeinsche rijk. Van Armenië tot Engeland, van Afrika tot Moesia heeft het zich aanhangers verworven. Vóór het jaar 181 had het zijn heiligdom reeds binnen de muren der stad Rome. Aanvankelijk maakte het zijne proselieten onder de kleine luiden, om echter spoedig de hoogste klassen der samenleving te bekeeren, ja, de keizerlijke gunst te genieten, omdat deze godsdienst, krachtens zijn Oosterschen oorsprong, de goddelijkheid der vorsten predikte en dus den Caesaren bij hun streven naar Absolutisme goed te stade kwam. Zoo is de Mithradienst een der gewichtigste mededingers van het Christendom geweest, en de kerk heeft, toen zij de zegepraal had behaald, zich beijverd, alle herinnering aan zijn vroegere grootheid uit te wisschen. Vandaar de betrekkelijke onkunde, waarin wij verkeeren ten aanzien van zijn ontstaan, zijn leer en zijne heilige gebruiken. Nadat Lajard, ruim een halve eeuw geleden, zich ernstig met de Mithra-mysteriën heeft beziggehouden, komt thans aan Prof. Franz Cumont de eer toe, de grootste autoriteit te zijn op dit gebied. In zijne: Textes et Monuments figurés relatifs aux mystères de Mithra, Bruxelles, 1899 heeft deze geleerde de resultaten | |
[pagina 97]
| |
zijner studiën nedergelegd en ze later door zijn werkje: Les Mystères de Mithra ter kennisse gebracht van een ruimeren lezerskring. Van dat werkje verscheen thans eene Engelsche vertaling.Ga naar voetnoot*) De geleerde, die zonder andere bronnen dan den Hebreeuwschen bijbel en kerkelijk beeldhouwwerk eene kerkgeschiedenis der middeleeuwen zou moeten schrijven, ware in een niet lastiger positie, volgens Cumont's eigen zeggen, dan waarin hij en zijn medeonderzoekers verkeeren. Hun staan immers slechts beelden en figuren ten dienste, terwijl de verklaring daarvan hoofdzakelijk moet worden geput uit eeuwen oudere litteratuur. Toch is het den Schrijver gelukt, ons achtereenvolgens eene duidelijke voorstelling te geven van1) The origin of Mithriacism. 2) Mithriacism in the roman empire. 3) Mithra and the imperial power. 4) Doctrine of the Mithraic mysteries. 5) The mithraic liturgy. 6) Mithraism and the religions of the empire. Een slothoofdstuk handelt over ‘Mithraic art’. Mithra is de onoverwinnelijke (Nabarzes, Sol invictus,) koning en vredebrenger, ondoorgrondelijk-almachtig, eeuwig, heilig. Behalve Schepper heet hij Redder, die door schitterende daden uitmunt, de Middelaar tusschen den onkenbaren God en het menschelijk geslacht. Hij is geboren uit een rots, onder den schaduw van een heiligen boom. Zijn komst in de wereld werd slechts door herders opgemerkt, die hem kwamen huldigen. Na zijn lijden, zijne wereldscheppende stierdooding en het afweren van Ahriman's aanvallen op Ormuzd's schepselen is Mithra's taak op aarde vervuld. Een laatste avondmaal gaat aan zijne hemelvaart met stralend vierspan vooraf; maar ook boven vergeet hij de zijnen niet, die onder het genot van brood en water zijner gedenken en bij de inwijding in zijne mysteriën het teeken des kruises ontvangen op hun hoofd. Want ook hún leven is een strijd. Worstelend tegen de booze machten is de geloovige geroepen om de volmaakte reinheid te verwerven, een ascetisch-getint ideaal. Mithra zelf komt hem te hulp in zijn strijd: nooit roepen zijne dienaren hem te vergeefs aan; hij is de veilige haven, het anker des behouds, de sterke metgezel, die onder de aardsche beproevingen hunne zwakke krachten schraagt. Na den dood komt het oordeel: de boozen gaan ter helle, waar hen pijniging wacht, de braven ten hemel, maar trapsgewijze, want eerst de achtste hemel geeft volkomen gelukzaligheid. Naast deze eschatologische voorstelling bestond ook eene andere: die van de wederopstanding des vleesches; Mithra zal aan de eindpaal der tijden op aarde wederkeeren en de menschen opwekken uit hunne graven; dàn heeft het oordeel plaats: de braven ontvangen den onsterflijkheidsdrank, de boozen, Ahriman en zijne daemonen inkluis, worden door hemelvuur verteerd en de nieuwe wereld zal voor eeuwig volmaakt geluk smaken. Het springt in het oog, dat menige trek der Mithrageschiedenis, menig dogma uit de Mithracistische leer overeenkomt met Christelijke verhalen en leerstukken. Een bas-relief, in Bosnië gevonden, geeft b.v. eene voorstelling van het avondmaal der Mithravereerders, die door (van een kruisteeken voorzien) brood en beker aan den Christelijken ritus doet denken. Cumont gelooft, dat het Mithracisme aan het Christendom heeft ontleend; anderen zijn geneigd het omgekeerde te vermoeden. Voorshands is op dit punt geene zekerheid te verkrijgen. Maar zeker zijn de overeenstemmingen te groot, om ze op rekening van het toeval te stellen. Mij komt directe invloed van den eenen godsdienst op den anderen minder waarschijnlijk voor dan beider putten uit ééne bron. De Mithradienst is uit Pontus, Cappadocië en Cilicië naar Rome gekomen; speelt het Syrische Antiochië geen rol in de wording van het Christendom en grenst Syrië niet aan Cilicië? In de Syrische plaatsen Sidon en Sahin zijn bovendien monumenten van het Mithracisme ontdekt, terwijl Cumont-zelf op Tarsus wijst, waar Mithra werd vereerd en waarnaar de apostel Paulus in het boek der Handelingen 911, 1125, 2139 wordt genoemd. Hoe dit zij: de treffende gelijkenis is ook door oude Christenschrijvers ingezien. Justinus de Martelaar zegt in zijne eerste verdedigingsschrift, Hoofdstuk 66: ‘De booze geesten hebben dit (avondmaals -) gebruik nagebootst; zij hebben gemaakt, dat het in de mysteriën van Mithra werd ingevoerd. Want dat daar bij de plechtige inwijding van een nieuweling onder bepaalde formulieren brood en kelk met water worden opgesteld, dat weet gijzelf, of kunt het te weten komen’. De viering van den Zondag, in strijd met de oude Joodsche gebruiken, herinnert aan den Zonnegod Mithra. De inwijdingen der Mithradienaren hadden omstreeks Maart en April plaats, evenals de Christelijke Catechumenen met Paschen tot den doop werden toegelaten. Bij die overeenstemmingen langer stil te staan gedoogt de mij verleende plaatsruimte niet. Liever wijs ik daarom ten slotte op datgene, waaraan het Mithracisme zijn succes in de Romeinsche wereld te danken heeft gehad. De religieuze behoeften spraken in den keizerstijd luider dan ooit bij het volk, dat in den voorvaderlijken cultus geene bevrediging vond voor zijne ziel. | |
[pagina 98]
| |
Uit de koude, voor vrome aanbidding geene plaats latende, werkelijkheid trok men zich gaarne terug in de geheime samenkomsten, waar, onder gebruiken vol symbolische beteekenis, gemeenschap werd bereikt met den god, die hier van zonde kon verlossen, maar die bovenal de zaligheid waarborgde hierna. Hoezeer moest de godsdienstige fantazie zich verlustigen in de geheimenissen van een eerdienst, in onderaardsche heiligdommen gevierd, die door de strengheid zijner boetedoeningen eene onfeilbare verzoening voor de zonden en eene onbedriegelijke hoop op toekomstige zaligheid bood. In dezen kring vond de beschaafde mensch evenzeer als de onontwikkelde wat tot zijn eeuwigen vrede dienen kon. Want het Mithracisme bezat de elasticiteit van een ‘godsdienst-voor-allen’, het zocht Monotheïsme te grondvesten, door Polytheïsme te dulden - in dit opzicht (Cumont veroorlove mij in dezen meeningsverschil) de geestverwant der Roomsch-Katholieke Kerk, die o.a. in reliekenvereering, heiligendienst en accommodeerende zendingsmethode zich niet dien onverzoenlijken tegenstander aller afgoderij heeft betoond, waarvoor Cumont haar verklaart. Eindelijk: misschien bewijs ik aan sommige lezers een dienst met de verwijzing naar een werk, door een Nederlandsch geleerde over den Mithradienst geschreven. Ik bedoel de leerrijke studie De Ro- ‘meinsche mysteriën van Mithras, ook in ‘betrekking tot andere eerediensten, en ‘als mededinger van het Christendom door A J. Rotteveel, 's-Gravenhage, 1893. Dr. G.A. VAN DEN BERGH VAN EIJSINGA. |
|