we de getallen in guldens. Men weet toch, dat de bewering, als zou men in Amerika met een dollar niet meer kunnen uitrichten dan in Holland met een gulden, geenszins opgaat. Het feit, dat Amerikaansche globetrotters strijk en zet over de duurte van het reizen in Nederland klagen, zou anders bezwaarlijk te verklaren zijn... Hoor toe, hoe er de dollar rolt:
Den 15den Mei 1889, stelde John D. Rockefeller 1½ millioen gulden beschikbaar voor de stichting van een college in Chicago, onder beding dat voor 1 Juni 1890 van andere zijde, de beschikking over nog f 1.000.000 zou verzekerd zijn. Dadelijk zette zich de American Baptist education Society, gesteund door een ander comité, aan den arbeid en den 25 Mei 1890 was er f 1,005207,5 in klinkende specie op 't appèl, en werd den heer Rockefeller aangezegd, dat 't uur geslagen was, om even klinkend over de brug te komen. En niet gelijk ‘de graaf’ uit ik weet niet welken roman sprak hij: ‘Welnu, meneer, zie hier het dubbele van die som!..’ Erger!.. den 16en September 1890 kwam hij opnieuw voor den dag met een gift van 2½ millioen gulden, zoodat in dit ééne jaar 1890 de Heer Rockefeller den inhoud van een fatsoenlijk burgermans knipje: de somma van f 4.000000 in den schoot der jonge hoogeschool had gestort.
De groeigrage slokop was hiermee echter niet langer dan een jaar zoet, want reeds den 23en Februari 1892 klopte ze opnieuw aan de deur van Rockefellers schatkamer, en werd gepaaid met een kersversche gift van andermaal 2½ millioen... Het voorbeeld werkte bovendien aanstekelijk: een stortbui van dollars barstte los....
Sidney Kent bood een laboratorium voor Chemie aan, dat wij op f 500000 mogen schatten. En op 8 April d.a.v. kwam Marshall Field voor den dag met een gift van 2½ ton, onder voorbehoud, dat vóór 10 Juli 1892 nog 2½ millioen kon worden gesecureerd... En deze lagen reeds den 9den Juli gereed, door zes personen bij elkander gebracht. De Heer Rockefeller evenwel liet zich geen vlieg af-vangen en verbeterde zijn eigen record door 23 Dec. 1892, opnieuw f 2,500000 af te schuiven. Dat was dus in één jaar de allerliefste kleinighied van 5 Millioen.
Het jaar 1903 was voor de ‘finantieele Alkracht’ van de hoogeschool te Chicago (deze titel is zeker geen overdreven hulde aan des Heeren Rockefellers milddadigheid) een goedkoop jaar... Het kostte hem slechts f 1,625000, en daaronder waren begrepen f375000 voor ‘current expenses’ d.i. overgezet zijnde: ze verdwenen in een grondelooze put, die met echt wetenschappelijke gulzigheid gapen bleef, om steeds meer duizenden naar binnen te slobberen’.
Behalve de ‘kleine bijdragen’ van den Heer R. kwam in dit jaar nog in: 2½ ton van den heer Martin A. Rijerson.
In 1894 raakte de Universiteit in de mode bij de Amerikaansche jufferschap. Mevrouw Hashell trakteerde op f 350000, voor een Oostersch museum. Papa Rockefeller bood ditmaal aan de verleiding weerstand en hield zich onzijdig.
In 1895 echter haalde hij zijn schade in, door achtereenvolgens over de boeg te komen met f 437500 (for current expenses); f 2,500000 en f 5,000000. Wellicht vreesde hij in die dagen, dat men hem naar de kroon zou steken. Want den 14en December van dat gedenkwaardige jaar trad Miss Helen Culver op als ernstig concurrente met een gift van 2½ millioen,
In 1895 dus stegen de bezittingen van de universiteit met een waarde van 10,437500 blanke guldens.
De schatkist van den Heer Rockefeller kreeg thans een paar jaren van rust. Op 1896 vinden we alleen vermeld, dat Miss Helen Culver ‘an additional gift’ schonk van f 62500 en in 1897 wordt van geen geld gerept.
Met 1898 evenwel begint het lieve liedje opnieuw.
Miss Culver geeft f 362750, Mr. Rockefeller troeft met f 500000 en Mevrouw Emmons Blaine verbindt zich voor, gedurende 5 jaar, een periodieke bijdrage van f 12500, een appeltje voor den dorst in dagen van gebrek.
En deze contributie wordt reeds het volgende jaar verhoogd tot f 15500.
De heer Rockefeller blijft echter steeds meester van het terrein. Mr. Charles Hitchkok mag zich buitengewoon mild wanen door een gift van vijf ton... hij moet nochthans dadelijk de vlag strijken voor R., die met een gebaar van majesteit vier millioen offert ‘voor huishoudelijke benoodigdheden’, en hij verwondert er zich niet over, dat hij 't volgend jaar (1901) weer over de brug moet komen met f 3,125000.
Hier eindigt de millioenen-historie! We mogen echter aannemen, dat de Universiteit ook in 1902, 1903 en 1904 dit zakduitje niet heeft kunnen ontberen en John Rockefeller zijn pleegkind niet heeft in den steek gelaten. 't Was overigens geen goedkoope kostganger.
Gedurende deze eerste 14 jaren van zijn bestaan, 1888-1902 ontving het aan extra giften ruim 34½ millioen gulden (f 34,540,457.50) en hiervan kwamen voor persoonlijke rekening van den steeds offeraardigen Rockefeller f 25,437500, vertegenwoordigende een jaarlijksche contributie van ongeveer twee millioen.... Waar zullen de professoren en rectoren dier school genoeg honig van daan halen om ze hun maecenas om den mond te