Den Gulden Winckel. Jaargang 3
(1904)– [tijdschrift] Gulden Winckel, Den– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdOude boeken.MET groote belangstelling zullen velen gelezen hebben wat in de Januari-aflevering, blz. 10-11, van dit Maandschrift door den Heer F. Bezemer is medegedeeld naar aanleiding van en over de tegenwoordig zeldzaam voorkomende ‘Datheeniana’, door Juvenalis Glaucomastix. Wat mij aangaat, na de lezing nam ik mijn exemplaar van het genoemde spotschrift weder eens ter hand; opnieuw voor enkele oogenblikken mij onledig houdende met zijnen geestigen en guitigen, doorloopend sarcastischen inhoud, vormde ik daarna het plan om hier ter plaatse even de aandacht te vestigen op een tweede, niet minder zeldzaam werkje, mede in mijn bezit, dagteekenende uit denzelfden tijd en hetzelfde onderwerp behandelende. In het jaar 1756 namelijk zijn verschenen te Middelburg en te Amsterdam, bij Louis Taillefert, Dz. en Dirk Onder de Linden, de ‘Aanmerkingen op de Psalmberymingen van Petrus Dathenus; in welke uit het algemeen gebrek van taal- en dightkunde, onheblyke wantaal van psalm tot psalm voorkomende, en ongelykvormigheidt aan den text, derzelver onbestaanbaar Gebruik, en Noodtzaaklykheidt der Veranderinge vertoont en aangedrongen wordt, door Andreas Andriessen, Predikant te Vere. Titelvignet uit: ‘De Aanmerkingen op de Psalmberymingen van Petrus Dathenus’.
Het titelblad drukken wij hier af. Het geheel, van dezelfde afmetingen als het geschrift van Glaucomastix, bestaat uit drie deelen, ieder met een langgerekten titel: I. Beredeneert Vertoog, aangaande de noodtzaaklykheidt, en mooglykheidt der veranderinge van het Openbaar Psalmgezang; en de middelen, door welke het zoude konnen bevordert worden (blz. 1-48). - II. Vertonende, met enen overvloedt van bewyzen, de onhebbelyke wantaal en ondraaglyke uitdrukkingen, van psalm tot psalm, by Datheen voorkomende (blz. 49-168). - en III. Behelzende ene naauwkeurige Naamlyst der genen, die de psalmen van David, in Nederlandtsche dightmaat gebragt hebben; benevens de uitvoering van hun werk (blz. 169-213). - Bij wijze van inleiding laat de schrijver aan alles voorafgaan eene reeks ‘Getuigenissen, van verscheidene schryveren, aangaande de onheblykheid der psalmen van P. Dathenus; en de noodtzaaklykheidt der veranderinge van het openbaar psalmgezang’. Merkwaardig is het boek van Andriessen, omdat het op blz. 174 henenwijst naar drie edities, reeds in 1566 verschenen van de psalmberijming van Datheen: eene, gedrukt buiten Londen, bij M. Wendelen; eene tweede, ‘zonder naam van plaatse’, | |
[pagina 51]
| |
maar met ‘de ondertekening agter de voorreden van Datheen, 1566., den 25. dag Martis’; eene derde, een exemplaar in 120, te Heidelberg uitgegeven en indertijd toebehoord hebbende aan Jan van Beekhoven de Wind, Med. Doet. en Doopsgezind predikant te Haarlem. Verg. hierbij wat door Dr. L.A. van Langeraad te Lekkerkerk geschreven is over de eerste drukken van Datheen 's Psalmen in zijne belangrijke studie ‘De Psalmen’, opgenomen in de ‘Teekenen des Tijds’, 2de jaarg. - 1900 -, afl. 5 (zie ‘Overdruk’, blz. 16-18). Niet spottend maar ernstig, niet heftig maar bezadigd, niet altijd afkeurende maar meermalen ook waardeerende, overal zichzelven gelijk blijvende en op eene den Evangeliedienaar waardige wijze bespreekt Andriessen in zijne ‘Aanmerkingen’ de gebreken der bekende psalmberijming, voornamelijk met het doel zijnen tijdgenooten het middel aan de hand te doen tot verbetering. Wien past het nader om de feilen aan te wyzen Aldus de aanhef van een in het boek opgenomen lofdicht. Na de verschijning van de ‘Aanmerkingen’ en van de twee jaren later volgende ‘Datheeniana’ zijn in den lande heel wat pennen in beweging gebracht; toch hebben beide krachtig medegewerkt tot verbetering, d.w.z. tot de invoering op 1 Januari 1775 van een nieuwen, den thans in de Nederlandsche Hervormde Kerk gebruikelijken psalmbundel. Wie over de verschillende psalmberijmingen uit vroegeren en lateren tijd en over het daarmede samenhangende volledig wenscht ingelicht te worden, raadplege o.a. de ‘Kerkelyke Historie van het Psalm-gezang der Christenen’, door Josua van Iperen, 2 dln., Amsterdam, 1777-1778, passim, en, meer beknopt, H.H. Barger, ‘Ons Kerkboek’, Groningen, 1900, blz. 25-63 (verg. blz. 287-376).
D.A. BRINKERINK. Bovenkarspel. |
|