| |
| |
| |
Prentenboeken uit ‘Den Gulden Winckel’
Ofschoon de grens dikwijls moeilijk te trekken valt, hebben we gemeend de hierachter aangekondigde werkjes tot de rubriek Prentenboeken te moeten samenvoegen. Verscheidene ervan zijn wel geen prentenboeken in den gewonen zin, maar de illustraties vormen toch zulk een integreerend deel, dat wij de vrijheid genomen hebben ze er onder te rangschikken.
| |
N. Bodenheim: Handje-Plak. Bodenheim: Het Regent, het Zegent. Amsterdam, S.L. van Looy.
Nelly Bodenheim HANDJE PLAK
Over deze boekjes is zeer verschillend geoordeeld, doch over 't algemeen genomen meestal in gunstigen zin.
Dit laatste is iets, waar men zich zeer over verheugen kan. Want inderdaad deze boekjes zijn goed. Goed, omdat ze kinderlijk zijn, omdat de kinderen zelf door hun voorliefde voor deze boekjes zich hebben uitgesproken. 'n Kleine anecdote hierover:
Een dame die deze boekjes voor haar kindje had aangeschaft, de plaatjes vaak
Nelly Bodenheim: HET REGENT, HET ZEGENT
met hem had bekeken en de
Nelly Bodenheim HANDJE PLAK
versjes gelezen, kreeg bezoek van haar moeder, een streng Katholieeke. Deze verzocht haar dochter met 't oog op het haar storende plaatje bij ‘Patertje langs den kant’ het kind dit boekje niet meer in handen te geven.
Aan dit verzoek werd voldaan.
Doch het kind was hiermee niet tevreden en de moeder, gaarne beide partijen tevreden stellende, lichtte dat eene blaadje uit 't boek. Zoo meende zij, was de zaak opgelost; den volgenden dag echter miste het kind dat blaadje en was zeer verstoord, dat het mooie boekje zoo geschonden was. De kinderen genieten ervan volop; 't verveelt ze niet telkens en telkens weer deze versjes te hooren, deze plaatjes te zien. Deze laatsten zijn dan ook allergeestigst en mooi en we kunnen hier niet beter doen dan over die teekeningen het oordeel over te nemen van een deskundige als Jan Veth (in de Kroniek van 20 Nov. 1900).
Nelly Bodenheim. HET REGENT, HET ZEGENT
‘Het boekje van Mejuffrouw Bodenheim is alleraardigst. Er is niets opzettelijks, niets aangeleerds, niets nuffigs in. Het doet aan als gegroeid, niet als gemaakt. Alles schijnt van zelf puntig en onschuldig op het papier te zijn ge komen. Een beter soort kinderboek laat zich nauwelijks denken. Aan het uitdosschen is geen overdadige zorg besteed. Een erg sober kartonnen bandje, enkel in zwart gedrukt, - een schutblad van bescheiden knusheid, - een titelblaadje, smakelijk, maar toch zoo eenvoudig als 't kan. En dan komen de prentjes, waarbij de versjes; allemaal familjare baker- en kinderrijmen, in duidelijke letters op hetzelfde blad geteekend. In één woord: Nellie Bodenheim schijnt er toe geboren om - wat eigenlijk niemand verstaan heeft - kinderlijke kinderboeken te teekenen.’
Nelly Bodenheim. HET REGENT, HET ZEGENT
Is het noodzakelijk, na dit oordeel nog iets te zeggen? Ik geloof 't niet. Of 't moest wezen, dat Charles Boissevain dit boekje twintig edities voorspeld had.
| |
| |
| |
Agatha Snellen: Klaproosje en Korenbloempje. - Amsterdam, C.J.A. van Dishoeck.
Het sprookje van Klaproosje en Korenbloempje is een allerbekoorlijkste vertelling, waarbij L.W.R. Wenckebach keurig-mooie teekeningen gemaakt heeft.
Twee bloempjes, 'n klaproosje en een korenbloempje stonden aan den rand van een korenveld. Ze hadden 't daar heel prettig, maar toch wenschten zij iets anders; ze wilden zoo graag kleine meisjes zijn. Nu, dat gebeurde. En ze gingen op weg. Wat al
avonturen beleefden die kleine
wezentjes. Korenbloempje wordt door een booze kraai ver weg gevoerd van haar gezellin; deze brengt 't tot den rang van koningin der vogels. Eindelijk na vele zwerftochten komen ze weer op hun korenveld terug en komen dan tot het inzicht: ‘Het heerlijkste is 't voor een bloem, werkelijk bloem te zijn.’
Kinderen, die wat planten en dieren gezien hebben en er zoo nu en dan eens van hooren vertellen, zullen dit sprookje met genoegen lezen. Hun eerbied voor de levende Natuur zal er zeker
grooter door worden, want de vertelster schrijft aan verscheidene dieren zachte gevoelens van medelijden, hulpvaardigheid toe.
| |
| |
| |
N. van Hichtum: Vertelselboekjes. - Amsterdam, S.L.van Looy.
‘Om voor te lezen aan de kleintjes’, dat zal wel de bedoeling zijn, die de verzamelaarster met deze vertellingen op het oog had.
Zes deeltjes zijn reeds verschenen.
Het eerste bevat: De Hoeve, De Zeekust, Elize, Arme Puck, De nieuwe pop in de speelgoeddoos, Het domme muisje, De drie beren.
Het tweede deeltje bevat: Het onnadenkende lammetje, Ons paardje, De oude wijze uil, Arm Jantje, Poes en Pim, terwijl het derde deeltje eveneens een zevental dergelijke kleine verhaaltjes geeft. Deze drie deeltjes zijn in groot formaat en met tal van goede illustraties versierd.
Hetgeen ons echter in deze boekjes getroffen heeft is, dat de toon waarop verteld wordt zoo buitengewoon-mooi kinderlijk is, terwijl de verzamelaarster toch niet goed kent de grenzen van de gedachtensfeer van het kind in 't algemeen.
Er wordt in deze boekjes gesproken van een hoeve, van den voet van een heuvel, een erf, kaasvormen,
karntonnen,schaapskooi,
een logement in de bergstreken enz. Ziet, dat zijn zaken, die verscheidene kinderen niet kennen, daarom is 't zoo goed, als òf de vertelling geplaatst wordt in een meer algemeen - kinderlijk milieu òf van de genoemde zaken door middel van een plaatje b.v. een verklaring gegeven wordt.
De drie volgende deeltjes zijn van kleiner formaat: De witte beer, De Perzikepit, Een geheim, met nog tal van andere verhaaltjes er bij; met elkander 20 vertellingen.
Deze vertelselboekjes behooren tot 't beste op dit gebied. De plaatjes zijn oorspronkelijk Nederlandsch, d.w.z. ze zijn gemaakt naar aanleiding van den tekst en niet andersom, zooals gewoonlijk geschiedt.
| |
| |
| |
Chr. Doorman: Vleugeltjes, die ruischen door de lucht. - Utrecht, W. de Haan.
Chr. Doorman: Langooren en kortstaartjes. - Utrecht, W. de Haan.
Chr. Doorman: Bij de eendjes tusschen het riet. - Utrecht, W. de Haan.
Chr. Doorman: Gonzende bijtjes op de hei. - Utrecht, W. de Haan.
Zietdaar vier boekjes, die een welverdienden goeden naam hebben.
| |
| |
Mej. Doorman verstaat de kunst voor kinderen te schrijven. Op Dennenheuvel b.v. uit het eerstgenoemde boekje is een allerliefste,
kinderlijke vertelling, en in Langooren en Kortstaartjes staan ook uitstekende stukjes.
De plaatjes zijn heel mooi. We kunnen deze boekjes dan ook ten volle aanbevelen. We weten, hoe graag moeders lectuur hebben, om haar zes à 7-jarigen voor te lezen, welnu, behoudens 'n enkel stukje, dat wat te moeilijk is, hebben zij hier een opperbeste keus.
Ook de versjes zijn heel aardig en zeer geschikt, om de kinderen uit het hoofd te laten leeren.
'n Voorbeeld:
Vrij.
‘Wat is er toch, Sijsje, heb je verdriet?
Je zit daar zoo stil, en je zingt ook niet!
En toch heb je 't zoo goed in je nieuwe kooi.
Zeg Sijsje, vindt je die dan niet mooi?’
‘Ach ja, mijn kooitje is wel heel goed,
En zaadjes heb ik in overvloed:
Maar hoe kan ik zingen en vroolijk zijn,
Wanneer ik niet vlieg in den zonneschijn?’
Je hebt gelijk, mijn zoete Sijs,
Vlieg dan maar weg! Nu, goede reis!’
Riep 't kind en deed het deurtje los,
En wip! vloog 't Sijsje naar het bosch
En zong er weer van vroeg tot laat,
En was weer de oude, jolige maat,
En zong voor 't kind zijn mooiste lied,
Omdat het hem zijn vrijheid liet.
| |
| |
| |
Beata: Voor elk wat. - Utrecht, W. de Haan.
Beata: Speelgoed en Spelletjes. - Utrecht, W. de Haan.
Beata: In en om den Vijver. - Utrecht, W. de Haan.
In luxe-prentenboeken doet de heer de Haan niet onder voor zijn Amsterdamschen collega Becht.
Deze werkjes van Beata zijn mooie groot-formaat prentenboeken met aardige bijschriften. De platen zijn goed gekozen en uitgevoerd; die in 't eerstgenoemde werkje bij Carlo wordt gekapt is een schilderijtje waard.
| |
H. Wijthoff: Dreumesje. - Amsterdam, Allert de Lange.
‘Daar staat Dreumesje. Hij heet eigenlijk Cobus, maar de meeste menschen weten zijn naam niet. Ze zeggen altijd ventje of
H. Wijthoff. DREUMESJE
kereltje of baasje of kaboutertje en het liefst dreumesje.’
Aldus vangt het boek aan, waarvan wij hierboven den titel afschreven.
't Is een alleraardigste geschiedenis, door Mej. A. Wijthoff geestig geïllustreerd. De kindertoon is goed getroffen; vooral goed is het gesprek tusschen Dreumesje en den schoolmeester. Kees, Dreumesjes broertje, is n.l. stout geweest en moet schoolblijven en wat doet nu Dreumesje? Hij stapt naar den meester toe en vraagt, of hij in plaats van zijn broer mag schoolblijven.
‘Wou je dat wel? Zou jij morgen om 12 uur hier in de school
| |
| |
willen komen, terwijl al de kinderen buiten spelen, en zou je een uur lang hier willen zitten werken?’
‘Ja,’ knikt Dreumesje weer, maar nu met een vroolijker gezicht.
‘En zul jij dan Kees zijn regels schrijven?’
‘Ik kan nog geen regels schrijven’, meteen zucht. ‘Maar ik kan streepjes zetten en n-etjes en m-etjes en mooie ronde ootjes.’
Zoo krijgt Dreumesje zijn zin.
'n Mooi boek, en zeer aan te bevelen voor 8 à 9 jarigen.
| |
S. Ilcken: Oolijk en Vroolijk. - Deventer, AE.E. Kluwer.
Oolijk en vroolijk is een prettig boek. De verhaaltjes zijn heel aardig en de versjes ook. 'n Enkel staaltje:
Ons Jantje
Ik heb een lief, klein broertje,
Een vlug en aardig baasje,
Hij kan geen woord nog praten,
Maar loopt al als een haasje.
Laatst bracht ons tante Mientje
Een zak met lekkre koekjes
En nog voor mij en zusje,
Wat doet nu ons lief schelmpje,
Dat kleine bij-de-handje?
Hij grijpt de lekkre koekjes,
En denkt: Die zijn voor Jantje.
| |
Becht's prentenboeken
Op het gebied van mooie en toch niet dure prentenboeken moet zeer zeker in de eerste plaats de naam van den uitgever Becht genoemd worden. Zijn prentenboeken, waarvan er verscheidene door Tine van Berken van bijschriften en tekst zijn voorzien, munten uit door heldere, mooie kleuren, flinke letter, in 't kort door een keurige uitvoering.
Roodkapje, Doornroosje, Bella en de Beer, Kleine tante Letje (met alleraardigste versjes), Mijn Dierenboek, Van A tot Z, Asschenpoester, Kermispret, Van alles wat, Naar Buiten, Ons Telboek, Vroolijke Japaneesjes zijn allen groot-formaat; flinke degelijke prentenboeken, allen met tekst van Tine van Berken. Heel aardig is ook Tine van Berken's Poppenserie, een reeks kleine boekjes.
Hoe vindt ge bijv. dit aardige versje?
Domme Daan.
Falderalderiere, hoort eens aan,
Wat ik je vertellen ga van dommen, dommen Daan.
Faderalderiere, domme Daan
Ging naar zijn bed, met zijn broek nog aan!
Een schoen uit en één schoen aan!
Falderalderiere, wat een domme Daan!
Falderalderiere, heb je ook wel eens gedaan,
Wat je daar gehoord hebt van dommen, dommen Daan?
Buitengewoon mooi is het boek Zonnige daagjes met prachtige platen.
| |
| |
| |
E. Heimans: Dappere Kerels. - Amsterdam, H.J.W. Becht.
E. Heimans: Helden zonder zwaard. Amsterdam, H.J.W. Becht.
Deze mooie, nuttige en leerzame prentenboeken beleefden reeds een 3en druk. En dat is wel verdiend. De dappere kerels zijn de brandweermannen; de helden zonder zwaard zijn de mannen van de reddingboot. Op opgewekten, goeden trant vertelt de schrijver het een en ander, waaruit de kinderen kunnen leeren, dat ze juist niet altijd aan soldaten of officieren behoeven te denken, als er sprake is van dappere mannen.
| |
Agatha Snellen: Dartele snaken, Zwartrokje, In de weide, Piep, daar ben ik. - Amsterdam, H.J.W. Becht.
Eveneens bij Becht verschenen deze prentenboeken van Agatha Snellen, zeker niet minder verdienstelijk
Chr. Doorman: VLEUGELTJES
werk dan van Tine v. Berken. De kinderen zullen met genoegen naar deze plaatjes kijken en als er dan een aardige verteller of vertelster in de buurt is, dan kunt ge uit den mond der kleinen de gunstige kritiek hooren.
| |
H. Wijthoff: Een Kippengeschiedenis. - Amsterdam, Allert de Lange.
Voor hetzelfde publiek als het vorige werkje, is ook deze Kippengeschiedenis bestemd.
Het is een boek, dat we gaarne in vele kinderhanden zouden zien. Dàt begrijpen de kinderen! Dàt gaat niet over hun hoofden heen, daar genieten ze van, vol op.
Alleen deze twee boeken zijn een heele serie bonte prentenboeken waard.
| |
Doortje en hare Poppen. - Doesburg, J.C. van Schenk Brill.
Ofschoon de tekst van dit boekje niet erg kinderlijk is, toch willen we het hier gaarne vermelden, omdat de plaatjes, de niet gekleurde namelijk, heel goed zijn.
|
|