Kinderboeken in voorbereiding
Ella in het feeënrijk.
Kinderen, kleine droomwezens met uw eigen mooie wereld in en om u, ik zie u buiten in het groene veld, waar elk diertje, elk plantje uw speelnoot is, uw vriend; ik zie u in huis met uw speelgoed, dat niet minder levend voor u is dan de dieren in het veld.
Lieve, onschuldige wezens, in u is het vroolijke, onweerstaanbaar jolige van het jonge diertje en het weldadige-ernstige van een reine menschenziel. Welk een genot met u mee te leven in uw fantastische wereld, met u hand aan hand daar rond te dwalen en te trachten die wereld te vergrooten, te verruimen!
Ella in het Feeënrijk.
Gelooft gij, dat er geen feeën zijn, gij groot, wijs, verstandig mensch?
Ella weet het beter. Ze is er immers zelf geweest in dat rijk van die wondere wezens!
Nero, Ella's trouwe vriend, weet er ook alles van, hij is met zijn vrouwtje mee gegaan. Hij ziet u aan met zijn verstandige, bruine oogen en als hij maar kon, zou hij er u o zooveel van vertellen!... ik zal u zeggen, hoe het gekomen is.
Hoor maar:
‘Midden in den nacht werd Ella wakker, Nero lag vóór haar bed, maar hij sliep niet, want, toen ze overeind ging zitten, lichtte hij zijn kop op en keek haar met groote oogen aan.
Er was een vreemd helder licht in de kamer en toch was het nog lang geen dag. Daar hoorde zij een fijn stemmetje roepen:
“Ella!”
En toen ze opkeek, zag ze aan het voeteneinde een teer wezentje staan, geheel in het wit gekleed, zoo fijn en teer, dat het Ella was, alsof ze door haar heen kon zien.
“Wie ben je?” vroeg Ella verwonderd.
“Ik ben een fee uit den grooten eikenboom”.
“O”, riep Elle verrukt, “neem mij dan mee naar het Feeënrijk”
“Houd mijn hand dan maar vast,” zei de fee. Ella greep de kleine hand... maar op eens liet ze die weer los en zei:
“Mag Nero niet mee? Hij wil ook zoo graag en wij zijn altijd samen!”
“Is hij geen lastige hond?”
“O neen, hij is zulk een lief, goed beest!”
“Nu, laat hem dan maar mee gaan.”
Nero stond, alsof hij begreep, wat er over hem beslist was. En de fee nam hem bij zijn halsband, haar andere hand gaf ze aan Ella en..... hoe het gebeurde wist Ella niet, maar opeens zweefden ze alle drie het raam uit en door de koele nachtlucht.
Het was verrukkelijk!’
Zoo is het gekomen, dat Ella met Nero het rijk der feeën is binnen gegaan.
Ze heeft gespeeld met de kleine feeënkinderen in de groote marmeren zaal vol roode en witte rozen. De fee Zefire heeft ze bezocht in den grooten prachtigen tuin met kleurige bloemen, schitterende fonteinen en lief zingende vogeltjes. Ze is met Nero overgevaren over het groote water in een schuitje van paarlemoer, getrokken door witte zwanen. Met het koddige dwergje is zij zijn huisje binnengegaan, toen ze in het water was gevallen en Nero haar had gered.
Maar het heerlijkste van alles: In het paleis van de koningin is ze geweest en heeft de dans der feeën gezien.
En dan nog: de groote receptie van al de dieren van het woud!
Het was jammer, dat de dieren bij den uitging van de zaal samen gingen twisten. Gelukkig kwam Fatina Ella en Nero halen, leidde hen door een onderaardsche gang en bracht hen thuis op de zelfde heerlijke manier, als ze waren gekomen.
Ella zou zoo gaarne weten, hoe dat dierengevecht was afgeloopen. Toch was het goed, dat ze weg waren gegaan, Nero kreeg grooten lust om mee te vechten en Ello kon hem al haast niet meer vasthouden aan zijn halsband.
O wat had Ella aan haar Mama veel, altijd maar weer veel te vertellen over dat mooie en heerlijke! Wie zou willen twijfelen, dat zoo iets moois werkelijk bestond? Ella zeker niet.
Als ze leest van Josientje en Willy, die zoo klein worden als een muisje en de Muizenwereld gaan bekijken en hoe aardig het er uitziet in die muizenstad, dan zou ze daar ook wel eens heen willen gaan en het zou haar niets verbazen, als het muisje haar ook eens meenam.
Ella vindt het heel natuurlijk, dat Klàproosje en Korenbloempje kleine kindertjes worden, omdat ze dit zoo graag willen. Wat zou ze graag op den rug van den eekhoorn willen zitten en eens willen praten met de groote witte eend.....
Er zijn veel lieve kleine Ella's, die een mooie wereld hebben in zich zelf.
Het sprookje staat aan den ingang van die kleine wereld, het komt daar o zoo gaarne binnen, want het voelt zich thuis, waar het zoo heerlijk wordt welkom geheeten.
Het sprookje is niet schrikwekkend, zoodat de