Von Emile Zola bis Gerhart Hauptmann. Von Michael Georg Conrad. Erinnerungen zur Geschichte der Moderne. - Leipzig, Hermann Seemann Nachf.
Ziedaar een boek, dat ieder zou moeten gelezen hebben, die boeken schrijft of boeken recenseert. Conrad is een geweldig strijder, modern, (in den waren zin des woords) op elk gebied: kunst in alle uitingen, staatkunde en alles wat hervorming betreft; een onvermoeid lezer, een onverpoosd werker en iemand die zich aan niets stoort, die zijn geweldigen wil aan geen banden laat leggen. Huet zei in Lidewyde, dat de roeping der Kunst is, hartstocht op te wekken, maar Huet was toch nog aan de leer der aesthetica en hare vereering niet ontgroeid. Conrad zegt 't in eens: van regelen voor de kunst verwacht hij niets, kritiek geeft niets en kan niets geven, maar de waarde van het kunstwerk hangt af van den indruk, dien het maakt. Met die overtuiging leerde hij Zola bewonderen in den tijd toen Duitschland nog alleen praatte, preekte, prentjes of beschrijvingen teekende en een leger mannen daarvoor geprezen, neen verheerlijkt werd, mannen als: Dahn, Heyse, Freytag, Spielhagen die niet tot daden prikkelden, geen geestdrift wekken, zoo als Turgenjew, Dostojewski, Tolstoi, Björnson, Ibsen en Victor Hugo. Alleen Sacher Masoch, dien Zola roemde, maar die in Duitschland aan den bittersten smaad blootstond en Max Kretzer kwamen eenigszins dien buitenlanders nabij.
Maar Duitschland wilde niet bewonderen, en er moesten offers vallen, er moest op bastaardkunst gewezen worden, strijd tegen 't oude gevoerd, niet omdat het oud was, maar omdat men het jonge en goede niet wilde erkennen, dat wèl indruk maakte. En 't sloeg in! Wagner, Hamerling, Wilbrandt, Nietzsche, dat waren de voorgangers, toen Detlev von Liliencron wiens ‘Adjutantenritte’ een nieuw licht deden vallen op veel, wat verkeerd was beschouwd. In 1884 stïcht Conrad ‘die Gesellschaft’ waarvan Johannes Schlof, Arnd Holz en later Oskar Welten de eerste steunpilaren waren. Daarmee begon de strijd op leven en dood èn voor nieuwe beginselen èn tegen de domheid, die de ware verdienste niet wilde erkennen en tegen de bekrompenheid, die aan de kunstmacht van Duitschland niet geloofde. En de eerste groote volgeling dier schare was Gerhart Hauptmann. Hoever die verblinding ging bleek uit de omstandigheid, dat Karl Bleibtreu onder den titel ‘Dies irae’ een meesterstuk van realistisch poëtische beschrijving van den slag van Sedan anoniem uitaf. Als ondertitel: ‘Aus dem Tagebuch eines französischen Officiers.’ Niemand keek er naar; maar toen een Fransch officier het vertaald had en het werk in Frankrijk geprezen werd liet de ‘Kölnische Zeitung’ zich de Fransche vertaling door den correspondent te Parijs overtelegrafeeren en de vertaling verscheen en de ‘Fransche officier’ werd met roem overladen.
gerhart hauptmann
Spoedig was er overal strijd; ‘Schmutzliteratur’ heette dat alles, wat Kunst wilde en niet ‘zedelijke vorming’. Maar de mannen der kunst namen toe in aantal en kracht, bij Liliencron, Falko, Dehmel, Hermann Conradi, Ompteda, Wolzogen kwamen Held, Ernst, Bierbaum, Hartleben en ‘die Gesellschaft’ had geen plaats voor al het goede, dat gezonden werd.
Merkwaardig te lezen hoe Bleibtreu onachtzaam Gerhart Hauptmann's eerste drama ‘Vor Sonnenaufgang’ afwees en hoe dit stuk na vele omzwervingen oorzaak werd van de stichting der ‘freien Bühne’ waar later Ehre, Jugend, Lumpengesindel en derg vertoond werden, hoe Nietzsche vergood en bespot werd, beide vooral door hen, die hem niet gelezen hadden. Wie het groote en schoone der hedendaagsche nieuwe kunst wil begrijpen, den reuzenarbeid der strijders wil overzien, hij vindt daartoe in dit boek, beter dan in eenig ander, gelegenheid. Twee aanmerkingen mogen niet achterwege blijven: eerstens dat het werkje geschreven is in zeer gezocht, zoogenaamd geestig en neoloog maar heel leelijk Duitsch, dat de schr. daarvoor alleen verdiende lid van den Reichstag te worden, anderszins dat hij, die aanvankelijk den kunstenaar in alle landen erkende, eindigt met alleen in Duitschland nog groote mannen te vinden.
Maar overigens niets dan lof voor den man, die hard werkende en veel lezende in een echt kunstenaars-leven zich vormde, die (behoudens door zijn zonderlingen stijl) niet met woorden schermt, maar begrippen teekent en verdedigt op feiten berustend.
B.