eene wijziging in de accentuatie, de kleur van een muziekstuk sterk verandert? Ziehier een staaltje van Marie Andersons werkwijze:
‘Als iemand eenigen tijd bij D. logeerde, was ik er vrij zeker van, dat die gastvrijheid met een donderbui zou eindigen. Gewogen en te licht bevonden! heette het dan weldra. Toch inviteerde hij met nieuwe illusies nieuwe logés, om er opnieuw genoeg van te hebben, te mokken en te bulderen.
Anders was 't, geloof ik, wanneer hij van iemand geld had te verwachten; dan bleef hij langer vriendelijk.’
Het behoeft geen betoog, dat, zoo één woord cursief gedrukt had moeten worden, dit niet het woord ‘anders,’ maar wel ‘geloof’ had moeten zijn. De schrijfster geeft hier, in strijd met hare belofte, geen feit, maar een los vermoeden. Welnu, het boekje is vol van soortgelijke valsche accenten, die het den oplettenden lezer moeilijk maken hare herhaalde verzekering van goede trouw te aanvaarden.
In geuren en kleuren verhaalt de schrijfster van de amoureuze excesses van Douwes Dekker. Het zou dwaas zijn hem te dien opzichte geheel van schuld vrij te pleiten. Iets anders is het echter hem, zooals Marie Anderson het doet, af te schilderen als een bewust verleider. Hadden niet dikwerf ook de wederpartijen schuld? Hebben de hartstochtelijke betuigingen van zijne bewonderaarsters hem, den ontvankelijke van gemoed, niet vaak meêgesleept? Gaven er zich niet eenigen, die hij aanvankelijk niet dacht te nemen? Het zijn sterke mannebeenen, die de vereering door vrouwen kunnen dragen. En wien nooit de gelegenheid geboden is zich aan excesses schuldig te maken, die heeft geenszins het recht Multatuli te steenigen. Wil men een zoo zuiver mogelijk oordeel over Eduard Douwes Dekker vellen, men bedenke voor het minst, dat er geene verdienste in steekt, zoogenaamd deugdzaam te zijn of te blijven, als men nooit aan de verleiding weerstand heeft behoeven te bieden. Judicis officium est, ut res, ita tempora rerum quaerere. Ook te dien aanzien heeft de schrijfster eene fout begaan: zij heeft verzuimd de omstandigheden, die de feiten vergezelden, te accentueeren. Oorzaak en gevolg, Marie Anderson ziet er blijkbaar geen verschil tusschen.
Er is nog meer tegen dit boekske te zeggen. In December 1888 of Januari 1889 verscheen bij den uitgever A. van Klaveren in Amsterdam een boekje van 64 bladzijden, getiteld Multatuli-Wespen en, onder den schuilnaam ‘Veritas,’ geschreven door Marie Anderson. Welnu, dit tweede geschriftje, Uit Multatuli's leven, gepubliceerd door een' anderen uitgever, is niets anders dan eene reproductie van Multatuli-Wespen, plus een toegiftje. Misschien is deze ‘dubbele boekhouding’ wettelijk geoorloofd, doch niettemin is ze te laken. Het is te hopen, dat ook ten dezen het koopgrage publiek niet in de fuik loopt. Tot naricht van de Multatuli-vereerders zij hier gezegd, dat in 1889 de heer J. Versluys in eene brochure, getiteld Nog iets over Multatuli, zijn oordeel over Multatuli-Wespen heeft uitgesproken.
Vermakelijk is het, dat men uit beide geschriftjes van Marie Anderson veel meer de schrijfster zelve dan Multatuli leert kennen. Heel gauw wordt men gewaar, dat zij koninklijk begiftigd is met ijdelheid en eigenwaan. ‘Ook beiden zijn wij gul, vrijgevig, mild, humaan geweest, hebben wij hart gehad, en nood gekend en wat te vroeg geleefd.’ Kostelijke auto-psychologie! Marie Anderson, die Multatuli op een voetstuk plaatst, zichzelve naast hem stelt en ten slotte hem... er afwerpt. Want ‘'t was niet alles hart bij hem!’ Bij Marie Anderson dan wèl? Natuurlijk, lezer, natuurlijk! Met innig welgevallen reproduceert zij onder heel veel meer van dien aard de volgende regelen van Eduard Douwes Dekker aan zijne latere tweede vrouw: ‘'t Is in oogenblikken van zulk verdriet (niet te verwarren met moedeloosheid in 't groote: dat kan niet) dat ik onlangs die passage navloekte uit den Hamlet: “Am I a coward” etc. Dat deed ik in 't Willemspark, op mijn kamer, en ik schreef er iets van aan Marie. Heeft ze 't je gezegd? Heeft ze u altijd gezegd dat ik je liefhad? Ik denk van ja, want ze is innig loyaal. Ze heeft een eenvoudigen moed, een kalmen wil, een zuiver verstand, en bij dat alles het voornaamste, ja 't eenige dat aan al dat andere waarde geeft: een hart. Daarom ook is zij origineel. Verstand, meening, karakter, ja zelfs temperament kan geleid worden, maar 't hart blijft altijd zelf geboren, dat is: geniaal. Een hart laat zich niet verscholen, vermanieréren......’
O, stellig, in menig opzicht is Marie Anderson origineel!
OTTO KNAAP.