Dijnre roke en dooch gheen blijf etc.
25[regelnummer]
Also de zonne dorscijnt een glas
Bescenen die roze, die zuver ras
|
-
-
[tekstkritische noot]Refreinchanson met afwijkende tussenstrofe.
-
voetnoot1
- in mir hertzen cas, ‘in de (reliquie)schrijn van mijn hart’.
-
voetnoot2
- die lieft mir bas, ‘die behaagt mij meer, is mij dierbaarder’.
-
voetnoot3
- doen begrijf, ‘onderneem’; de dichter heeft de uitdrukking begrijp doen, als variant van het ww. begripen, waarschijnlijk zelf gevormd; bij Verdam vindt men althans geen andere plaatsen.
-
voetnoot5
- niet een vlas, ‘geen vlasvezel’; een van de vele uitdrukkingen voor ‘helemaal niets’; de zin van r. 4-6 is: ‘geen enkele edelsteen is enige lof waard in vergelijking met haar die het conflict (tussen God en mens), dat door de zonden ontstaan is, heeft bijgelegd, die (door haar beschikbaarheid) de verzoening van de zondentwist heeft mogelijk gemaakt’.
-
voetnoot7
- ‘gedoog niet dat er een einde komt aan uw geur’; de geur van de roos is een symbool van de liefde.
-
voetnoot10
- nl. de smalle, moeilijke weg die naar de hemelse zaligheid leidt; r. 10-12 herinnert aan r. 173-175 van Jan Praet: ‘so biddic u, werde vrauwe, / dat ghi mi helpt ende sijt ghetrauwe / in mijn zware vonnesse nauwe’; de andere -auwe-rijmen van Jan Praets strofe: bedauwe, ghelauwe, scauwe, keren ook wel zo ongeveer bij Jan Moritoen terug.
-
voetnoot13-15
- ‘bevrijd ons van onze benauwenis en zie ons aan als wij gaan sterven’; het lied moet vlak na de dood van Egidius geschreven zijn.
-
voetnoot17
- die helsche cauwe, ‘de helse muil, de duivel’; cauwe, ‘kaak, muil’, is een vrij zeldzaam woord, waarvan Verdam alleen twee plaatsen uit Flandrijs geeft.
-
voetnoot18
- stas: eigenmachtige verduitsing van stat, ‘plaats’.
-
voetnoot19
- int wortel: verg. ‘er zal een rijsje voortkomen uit de tronk van Isaï en een scheut uit zijn wortelen zal vrucht dragen’, Jesaja 11:1.
-
voetnoot20
- u kint, u vadet, ‘God, die, in Adam, de vader van Maria was en, in Jezus, als haar zoon geboren werd’,
maecht, moeder ende wijf: aangesproken persoon; Maria is de moeder van Jezus, de vrouw van Jozef en toch, volgens de kerkleer, maagd gebleven; men kan dus vertalen: ‘maagd, ofschoon tegelijk vrouw en moeder’.
-
voetnoot21
- maras, ‘moeras, de poel der zondigheid’.
-
voetnoot22
- ave: het eerste woord dat de engel Gabriël tot Maria sprak om haar de geboorte van Jezus aan te kondigen; volgens de middeleeuwse voorstelling vond er een ‘ontvangenis door het oor’ plaats en werd Maria door het engelwoord ‘zwanger uit de heilige Geest’; Ave is in r. 22 dus eigenlijk een aanduiding van God die tot de mensen komt, God die het menselijk vlees aanneemt, en de dichter kan zeggen Ave weder ons ghenas, ‘Ave redde, verloste ons weer’.
-
voetnoot23
- ‘ter wille van uw nederige, reine lichaam’.
-
voetnoot26
- ‘en door de zonnestraal gras(zaad) ontkiemt, gras ontspruit’.
-
voetnoot27
- so dede de vader, hs. so de vader; de kopiist moest driemaal achtereen de schrijven en is hierbij te haastig geweest; verg. een nederdrijf doen als (persoonlijke) variatie van nederdriven met begrijf doen voor begripen in r. 3; r. 27 betekent eenvoudig: ‘zo daalde de Vader neer’.
-
voetnoot28
- ‘drie stralen die op één plaats uitkwamen’; hier wordt het beeld dus dat niet de Vader neerdaalt, maar de Drieëenheid, Vader, Zoon en Geest.
-
voetnoot29-30
- ‘beschenen de roze die, terwijl zij maagd bleef (zuver) opeens het zaad ontving tot ons heil’.
|