De groene linde. Jaargang 2
(1906)– [tijdschrift] Groene Linde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 231]
| |
Brugge.Ga naar voetnoot1.I.o IJle kamers die uit spookjes vensters gapen
de leege straat in waar wat peutig gras verlegen tiert,
hoe uw verlaten ijlten nu gelaten slapen!
Uw doorgemaaide vloeren poeieren 't oud gememel
der rijke tijden en een lauwe waterzon beviert
uw weeldriggroene vensters en 't wrak houtgezemel;
de dorgebalkte zoldering mag verstolen kraken,
't verdwaasde goudleer krenkt uw natte schetten polkend af,
uw donkerzilte hoeken rieken oud als doorgemieterdlaken;
Verloren kamers met uw zwaar verlooden stilte,
sprak hier Boergondië soms in dees zwarteeuwig schreiend graf,
verloomde hier zijn toornend woord tot deze koele stilte?...
| |
II.Och, moede en lauwe reuk der froezelige flieren
wier bruingefloerde bloeite door mijn hofken riekt
en asemt onder 't loome lommer der laurieren
wijl heel den heeten dag een krekelken kriekriekt
in 't schemerig geblaerte der dikdoorne hage -
och, kranke reuk die zelfs den doeffen zomernacht
verweeldrigt en verzoet met zwaar doorroken vlagen
die waaien langs de koele maanbeblonken gracht,
| |
[pagina 232]
| |
hoe dat uw vochte lauwte zoo mijn hert verblijden
en overwelmen mag met duizendvreugdge rust
en mijn doormengde oogen tot wat blijheid voorbereiden,
wat peerse vreugde en vreê en lichte levenslust;
och, als de triestge herfst uw blaerkens zal verschrompen
en gij, mijn krank gestruik, vol magerte zult staan,
moet ook mijn levend hert, in schamelheen verkrompen,
vertriestigen als gij en vreugdloos sterven gaan?...
Antwerpen.
Karel Vanden Oever.
|