De groene linde. Jaargang 2(1906)– [tijdschrift] Groene Linde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Drie Sonnetten. I. Gelaten dood, genoten vrouwen-dood, extaze van wie lijden kan en zeker 't gevoelen dronk uit waren levensbeker, en wars van wie maar waan-geluk genoot. In 't heetste van zijn zieken droom, al leek er een torve lafheid in verschole' en bood verdienden walg, ik denk u dikwijls dood en 't rozen van uw lijdens lippen bleker. Geluk, de tijden lieten mij geen leek; geheimer ziele woont in mij en 't bleek dat zij ter oog-geloken droefheid steeg, want vroeger toen de avend hoorbaar neeg van in'ge goedheid sprak mijn stille tuin; nu dreigt een ongeluk uit iedre kruin. [pagina 218] [p. 218] II. O wel-verdiende rust nadat de boeken wogen, lijk 's nachts in 't sater-bos een lachend fluite-lied zijn stervenslach benijdend door de kruinen stiet, in grond-geslierd gesmoor zijn vlijmend-valse logen gedempt en nutteloos tot niet vervlieten ziet, doch ongeroerd de stilte en 't leven leven liet, de eik geheiligd en bewust zijn kracht-vermogen in 't manelicht gedeien liet en onbewogen. O ruste voelt ge niet, terwijl ge u heersend waant, dat toch mijn droom zich door uw rijk zijn wegen baant, ontwakend bij het schemerlichten van den dag als uit een wakend denke' en zich verblijden mag, spijts u, om 't rustloos leven dat hij dragen gaat, het leven dat in 't woord zijn eeuwge rythme slaat. III. Herinnering, bedroefd gelaat van wie de deuren van 't verleden zijn daden steeds herdenken deden, en kommer-vol door 't leven gaat; van wie ik, mij zijn droom beleden, de kimme zijner hope raad die vol verlangen rijpe staat, doch smachtend op hem toe-getreden. Ge zijt mijn vreugd, ge zijt mijn leed, als van wie beurtelings het leven, genieten, lache' en wenen deed, geluk dat mij geen stonde liet van mij zijn zwaren last te geven, de vreugde van een groot verdriet. Gent. Reimond Kimpe. Vorige Volgende