De groene linde. Jaargang 2
(1906)– [tijdschrift] Groene Linde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 161]
| |
LiederenDubbele Bekoring.- Kom mede, dichter, naar Oostende:
Daar gaan wij droomen, half bedolven
In 't mulle duinzand, langs de golven.
- Ik droom veel liever op de heide,
Mijn zee van kleine purperbloemen:
Hoe kunt ge de uwe schooner noemen?
- Kom liever mede naar Oostende:
Daar zal een zwerm van zangeressen
Uw dorst naar nieuwe liedren lesschen.
- Ik hoor veel liever op de heide
De trillers van de vogelgorgels
En 't Sanctus van de dennenorgels!
- Kom liever mede naar Oostende:
Daar zal het vóór uw oogen sneeuwen
Van lillend schuim en fladdermeeuwen.
- De zomer kan mijn rosse heide
Met liever wemelvlekken tooien:
De witgewolde schapenkooien!
- Kom mede naar het gulle Oostende:
Daar zal de gouden zonne schijnen
In de allerzoetste perelwijnen.
- Mij laaft veel beter op de heide
De nectardroppel, dien de bieën
Mij in hun wassen romer bieën.
| |
[pagina 162]
| |
- Kom mede, mede naar Oostende:
Bij klaren nacht zult ge u vermeien
In zwirrelzieke vrouwenreien.
- Ik laat mij liever op mijn heide
In 't sagenzoet mysterie spinnen
Van Kempische alven en alvinnen.
- Ei toch, kom mede naar Oostende;
Gij vindt er bloemen op uw stappen,
Tapijten, witte marmertrappen!
- Geen Cresus legt mij rijker spreien
Dan zij, mijn heide, vóór de deuren.
Geen kathedraal brandt zoeter geuren.
- Zing mede, mede: leve Oostende!
Een koningin schijnt u te trekken
En de armen naar u uit te strekken!
- De lieve boezem van mijn heide,
De lieve moeder die mij baarde, -
Hàar blijf ik eeuwig trouw op aarde!
| |
Is het nu vergeven?Ik ben zoo stout geweest, -
Maar zal het nooit meer doen.
Toe, neem mij op den schoot
En geef mij weer een zoen.
Ik heb, zie toch, mama,
Mijn oogjes roodgewreven.
Zeg, ben ik weer uw kind?
En is het nu vergeven?
Ik strek mijn armkes uit
En sluit uw hoofd erin;
Ik klem mij om uw hals:
Zie hoe ik u bemin!
| |
[pagina 163]
| |
Mama, ik zal nu braaf,
En zoet zijn, heel mijn leven!
Zeg, ben ik weer uw kind?
En is het nu vergeven?
| |
De Stem van 't Liedje.Het liedjen in mijn hart,
Dat aardig liedje toch!
Ik hoorde hoe het riep,
Boog droefheid mij den kop:
‘Wek op!’
Dat aardig liedje toch!
Het riep: ‘Wek op!’
Het liedjen in mijn hart,
Dat aardig liedje toch!
Wanneer ik twijf'len dorst
Aan de almacht van den Heer:
‘Kniel neer!’
Dat aardig liedje toch!
't Beval: ‘Kniel neer!’
Het liedjen in mijn hart,
Dat aardig liedje toch!
Wenschte ik mijn Vlaanderland
Weer groot en rijk en vroom:
‘Een droom!’
Dat aardig liedje toch!
Het loeg: ‘Een droom!’
Het liedjen in mijn hart,
Dat aardig liedje toch!
Wie wordt op aard mijn hoop,
Mijn ster in 't luchtgewelf?
‘Ik zelf!’
Dat aardig liedje toch!
Het meent: ‘Ik zelf!’.
| |
[pagina 164]
| |
't Is Paschen!'t Dorpje schiet vol zonneschijn.
't Klokje zingt een nieuw refrein:
Halleluja!
Zijt ge op vreemden grond gevest,
Keer terug naar 't wiegenest.
Halleluja!
Zit aan de oude tafel neer,
Breekt het paaschei als weleer.
Halleluja!
Of de gouw een moeder waar,
Roept zij weer haar kroost te gaar.
Halleluja!
| |
De blijde Bedelaar.Ik hunker tastend door de straten,
Zoo schaars geheeld door medelij,
Zoo vaak door 't kille weer gefolterd,
Nog meer door kille spotternij.
Toch ben ik heel mijn droevig leven
Een blijde bedelaar gebleven.
Wat varenkruid om op te slapen,
Geen boter op mijn zwarte korst, -
Maar elken morgen zong de vrijheid
Haar gaudeamusGa naar voetnoot(*) in mijn borst.
Des ben ik heel mijn droevig leven
Een blijde bedelaar gebleven.
| |
[pagina 165]
| |
Ik drink het water uit de grachten,
Wel wetend: later drink ik wijn!
Nietwaar? Wie schooier is op aarde,
Zal koning in den hemel zijn!
Waarom dan heel mijn droevig leven
Geen blijde bedelaar gebleven?
| |
Avondstem.'t Is de avond vóór den eersten Mei -
En op den drempel zitten wij.
Een verre meisjesstem verkondt
Maria's lof met blijden mond:
Ave Maria!
Een heilig-stille nacht vangt aan;
Wij dralen, eer wij binnen gaan.
Ons houdt het kuische lied geboeid,
Dat voort blijft galmen, onvermoeid:
Ave Maria!
Onzichtbaar worden boom en tin....
Wij slapen eindlijk rustig in,
Dat zoet gejubel in het oor.
Het zindert nog ons droomen door:
Ave Maria!
Lambrecht Lambrechts.
|